Stemwijzers, fact-checkers en professoren: ideologie verpakt als objectiviteit
Vluchten in valse neutraliteit
Afgelopen week zag ik onder de noemer van ‘objectiviteit’ de gekste dingen gebeuren: een stemwijzer in Vrij Nederland die niet-progressieve partijen ‘ondemocratisch’ noemt, BOOS-factcheckers die hen onwelgevallige meningen controleren en migratiewetenschappers die andersdenkende collega’s belasteren.
Twee surfsessies per dag zorgden ervoor dat mijn haarelastiekjes nog sneller kwijtraakten dan normaal. Of ze die toevallig verkochten. De verkopers keken - ondanks herhaaldelijke verzoeken - dwars door ons heen en begonnen doodleuk een gesprek. Alsof we lucht waren.
Aan de UvA noemen ze dit soort subtiele vormen van vrouwonvriendelijkheid ‘micro-agressies’ maar de boodschap was duidelijk: westerse vrouwen (zonder hoofddoek, zichtbare tattoewaasies) werden in de buurtsuper van het traditionele Marokkaanse kustdorp getolereerd als passanten, maar op respect hoefden we niet te rekenen. Een schril contrast met de meer toeristische stranden, al spreekt de afwezigheid van vrouwelijke Marokkaanse surfers in het water boekdelen over wat als passend gedrag voor menstruerende mensen wordt gezien.
Je kan er van vinden wat je wilt maar het is in ieder geval intellectueel eerlijk. Dit zijn de waarden, dit is de ideologie, en ja: dat is knetter-normatief.
Vanuit Nederland zag ik iets anders. Iets veel oneerlijkers, namelijk normen presenteren als feiten, waarden als wetenschap en ideologie als objectiviteit. Het resultaat is eigenlijk hetzelfde: je wordt geacht je te conformeren.
Lentekriebelende regenboogvlaggen
‘Stem jij voor of tegen de democratie?’, vroeg Vrij Nederland zich vorige week af. Onderzoeker bij vakbond FNV, Hendrik Noten, claimde aan de hand van partijprogramma’s te meten in ‘hoeverre partijen het eens zijn met democratische spelregels’. Niet geheel verrassend liet de onderzoeker zich niet verrassen: ‘Naast de te verwachten onvoldoendes voor FvD en de PVV scoren ook de BBB, de SGP en zelfs de VVD (dikke) onvoldoendes’.
Wat Vrij Nederland feitelijk deed was niet meten in hoeverre partijen het eens zijn met democratische spelregels, maar met de door VN verzonnen specifieke invulling van die spelregels. Zo werden transgender-rechten gepresenteerd als indicator voor democratische openheid, NGO-subsidies als indicator voor respect voor het maatschappelijk middenveld, regenboogvlaggen op overheidsgebouwen als indicator voor burgerrechten en de Lentekriebels-campagne (seksuele voorlichting voor kinderen) als indicator van democratische rechten. Dit zijn geen neutrale democratische principes maar inhoudelijke politieke standpunten uit een (zeer) progressieve koker.
Forum voor Democratie pleit bijvoorbeeld voor een verbod op regenboogvlaggen op openbare gebouwen, wat door Vrij Nederland als ‘vijandig naar transpersonen’ wordt gezien. Terwijl de wens voor een neutrale overheid ten aanzien van levensbeschouwelijke symbolen een prima conservatief of liberaal standpunt kan zijn. Want als de overheid het ene symbool ophangt, waarom dan niet het andere (precies de reden waarom de regenboogvlag onderhand een soort identiteitskerstboom is geworden)? Daarnaast kun je vóór LHBTI-rechten zijn én tegelijkertijd vinden dat de overheid zich niet moet hullen in ideologische symboliek: dat zijn echt twee totaal verschillende politieke vraagstukken.
Of wat te denken van de conservatieve weerstand tegen Lentekriebels: ouders hebben een primaire verantwoordelijkheid voor waardenoverdacht aan kinderen (subsidiariteit is immers een democratisch principe), dus het kan een legitiem democratisch standpunt zijn dat de overheid via het onderwijs terughoudend moet zijn met normatieve boodschappen waar niet iedereen het over eens is. Zeker wanneer deze boodschappen de persoonlijke levenssfeer raken, en weinig zaken zijn zo persoonlijk als seksualiteit.
Dat deze discussie ook in Nederland nog niet is beslecht, bleek wel uit de reacties op de Nieuwsuur-reportage over islamitische en reformatorische scholen. Kinderen krijgen daar waarden mee (over bijvoorbeeld homoseksualiteit) die direct botsen met democratische waarden over gelijkheid en verdraagzaamheid. Een complexiteit die niet lijkt te bestaan in Vrij Nederland: tegen Lentekriebels zijn is de facto negatief scoren op ‘democratische rechten’.
Wat Vrij Nederland hier doet, is een specifieke links-progressieve invulling van democratie (zoals actieve overheid, identiteitspolitiek en een door de overheid gefinancieerde civil society via NGO’s) presenteren als dé democratie. Maar er zijn genoeg politieke stromingen waarbij die overheid neutraal en terughoudend is, waarin NGO’s zelfstandig opereren zonder subsidie, en waarin controversiële kwesties via debat en verkiezingen worden beslecht (in plaats van via de rechter).
Door de eigen democratische visie als de enige norm te presenteren, worden andere visies gediskwalificeerd als ondemocratisch. Daar is een naam voor, wat was het ook alweer *zoekt door notitieboekje*
Ah, ja: ondemocratisch.
Der Kontrollkammer
Vorige maand lanceerde Tim Hofman met zijn programma BOOS De Controlekamer. Een Signal-groep met 1000 vrijwilligers die ‘zullen helpen de verspreiding van nepnieuws tegen te gaan door het delen van posts, corrigerende commentaren en meer’. De belofte is om ‘algoritmes voor de waarheid te laten werken’.
De Volkskrant rolde direct de rode loper uit en beschrijft hoe BOOS (maar ook de progressieve lobbyclub DeGoedeZaak) ‘de trollenlegers spiegelen die ze bestrijden’, om direct daaraan toe te voegen: ‘maar dan met het omgekeerde doel.’ Alsof het doel de tactiek rechtvaardigt. Geen énkele vraag over hoe zij bepalen wat ‘nepnieuws’ is, geen énkele reflectie op het verschil tussen hun gecoördineerde campagnes en de manipulatie die ze claimen te bestrijden. PR-taal wordt klakkeloos overgenomen: de initiatieven bieden volgens de krant ‘tegenwicht’ (in plaats van: gecoördineerde campagne), die berichten willen ‘neutraliseren’ (in plaats van: onderdrukken) en voor de ‘veiligheid van de kudde’ (in plaats van: groupthink) ‘zaadjes willen planten’ (in plaats van: algoritmes manipuleren). De Volkskrant is hier geen waakhond, maar woordvoerder.
Eerste slachtoffer van De Controlekamer was vicepremier Mona Keijzer (BBB). Bij talkshow Pauw en De Wit werd haar gevraagd of ze het gepast vond dat BBB-leider Caroline van der Plas met Prinsjesdag de Israëlische kleuren droeg, terwijl een VN-commissie heeft geconcludeerd dat dit land genocide pleegt. Keijzer weet niet of er sprake is van genocide: ‘Je krijgt constant van dat soort rapporten, laatst van zo’n stichting waar iedereen lid van kan worden, toen bleek 26 procent van de deskundigen tot de conclusie te zijn gekomen dat er sprake is van genocide.’
De factcheck van BOOS: in plaats van 26% stemde 28% en van die 28% stemde 86% dat er sprake van genocide is. Het probleem: twee procent meer of minder, het kernpunt blijft staan - een meerderheid van deze zogenaamde genocide-experts stemde niet. BOOS framet het als ‘context weglaten’ maar dat was alleen van belang geweest als daarmee haar kernpunt onderuit was gehaald. Waar je hooguit een slordigheid kunt constateren (26% in plaats van 28%) wordt een politiek geschil gepresenteerd als fact check. Keijzer trekt de autoriteit van het rapport in twijfel, beargumenteert dat (middels de beperkte representatie van experts) maar BOOS probeert dat standpunt illegitiem te maken door het label ‘nepnieuws’ erop te plakken.
En dat is niet het enige. In de Volkskrant is te lezen hoe de Controlekamer ‘massaal wil reageren op berichten die feiten laten zien, zodat we die meer naar voren kunnen schuiven’. Oftewel: manipuleren met kunstmatig engagement om zo meer hun eigen (politiek gewenste) berichten te promoten. Ordinaire astroturfing dus.
Het meest verontrustende: ze zijn zich er waarschijnlijk niet eens van bewust. Ze zijn zo overtuigd van hun gelijk (‘wij zijn de goeden’) dat ze niet doorhebben dat hun methodes precies zijn wat ze claimen te bestrijden. De instrumenten die vertrouwen moeten creëren (zoals fact checks) ondermijnen juist dat vertrouwen door dit soort intellectuele onzorgvuldigheid.
Leo Lucassen enters the chat
Ah, gelukkig is daar dan nog de wetenschap. Waar mensen wél methodologisch kunnen nadenken. Zuiver zijn in hun definities en zich niet laten (af)leiden door een kolkende ideologische onderbuik. Waar kritiek niet direct wordt opgevat als een persoonlijke aanval, maar als een kans om tot scherpere en betere inzichten te komen.
Helaas pindakaas. Jammerdebammer. Nietes Pietes.
Historicus Steije Hofhuis beschrijft hoe prominent hoogleraar Leo Lucassen (samen met zijn broer, ook professor, Jan Lucassen) gefingeerde citaten verspreidt, weigert correcties door te voeren, en beschuldigingen uit die zijn eigen screenshots weerleggen. Hofhuis was hier zelf slachtoffer van geworden nadat hij inhoudelijke kritiek had geuit op het rooskleurige migratiestandpunt van Lucassen, zoals hij die regelmatig mag opschrijven in kranten zoals NRC.
Hofhuis werd ervan beschuldigd rascistische motieven uit het verleden bij migratiebeleid weg te laten (terwijl hij die juist expliciet had benoemd), geen historisch bewijs te hebben voor zijn beweringen (terwijl hij expliciet de bronnen noemt, inclusief pagina-nummers) en hem verwijt te ‘goochelen met cijfers’ (terwijl uit de interpretatie van Lucassen blijkt dat die zelf niet zo goed kan rekenen).
Hofhuis schrijft hierover:
“De reactie van de Lucassens is geen serieuze inhoudelijke weerlegging. Hun stropopredeneringen en karikaturen ontnemen de lezer de mogelijkheid om zich eerlijk met de argumenten bezig te houden. De kern van mijn betoog – de huidige omgang met immigratie en culturele diversiteit is een nog nooit vertoond experiment met grote risico’s – komt niet aan bod.
Wie de reactie van de Lucassens leest, zou kunnen denken dat dit een ongelukkig incident is. Maar het past in een terugkerend patroon in de manier waarop Leo Lucassen publieke debatten voert.”
Wanneer Hofhuis dit als promovendus aankaartte, kreeg hij te horen: ‘Lucassen is de expert, jij niet.’ In het geval van Lucassen vermoed ik enerzijds de dodelijke combinatie van ideologische blindheid gecombineerd met jarenlang geen tegenspraak (iets waar de wetenschap juist op zou moeten drijven, maar ok), maar tegelijkertijd is hij een symptoom van een diepere institutionele arrogantie die zich gewoon niets laat vertellen.
Klungelen met het Kieskompas
Zo hebben politicologen, zoals Simon Otjes hier goed omschrijft, al jaren terechte kritiek op het KiesKompas. De stemwijzer claimt twee onafhankelijke dimensies te meten (economisch en cultureel), maar de data laat zien dat vrijwel alle partijen op één diagonale lijn liggen - van Partij voor de Dieren tot Forum voor Democratie. Het is dus feitelijk gewoon één links/rechts-dimensie.
De twee dimensie (economie en cultureel enerzijds, links rechts anderzijds) hangen zo sterk samen, dat het onderscheid kunstmatig is. Alsof je zegt: ‘ik meet lengte én het gewicht van bomen’ wanneer langere bomen vrijwel altijd zwaarder zijn en het dus gewoon twee verschillende manieren zijn om iets vergelijkbaars te meten.
Enfin, dat is tot daar aan toe maar vervolgens trekken de onderzoekers conclusies over politieke ‘verschuivingen’ door de tijd heen, terwijl ze elke verkiezingen verschillende vragen gebruiken. Je kunt geen verandering door de tijd heen meten zonder een constante. Als je wilt weten hoe mensen van mening veranderen over bijvoorbeeld het homohuwelijk, moet je ze elk jaar precies dezelfde vraag over het homohuwelijk stellen. Anders weet je nooit of de verandering komt door de tijd, of door het feit dat je gewoon een andere vraag hebt voorgelegd.
Zo moeilijk is het allemaal niet. Toch weigert het Kieskompas deze kritiek serieus te nemen. Resultaat: kranten kopten dat ‘Rechtse partijen rechtser én radicaler’ zijn geworden want ‘dat blijkt uit het Kieskompas’.
Dit is de kern van het probleem: wanneer zelfs wetenschappers en onderzoekers - die juist moeten bewaken dat feiten feiten blijven - hun institutionele positie gebruiken om intellectueel oneerlijk te debatteren zonder consequenties, dan is er meer aan de hand dan een goedbedoeld bord voor je kop.
Ideologisch faillissement
Eigenlijk is het gevaarlijker dan openlijke partijdigheid. Of het nou Vrij Nederland, BOOS, Kieskompas of de gebroeders Lucassen zijn: allen kapen ze de taal van de objectiviteit en ondermijnen daarmee het onderscheid tussen een verifieerbaar feit en een mening.
Het meest verontrustende is misschien wel dat dit allemaal gewoon kan gebeuren zonder noemenswaardige consequenties. Lucassen blijft lid van de KNAW. Het Kieskompas wordt door kranten geciteerd alsof het feitelijke waarheid is. BOOS krijgt een fangirl-artikel in de Volkskrant. Vrij Nederlands ‘democratisch spectrum’ wordt niet ter discussie gesteld.
Waar zijn de redacties die doorvragen? Vakgenoten die hun vinger opsteken? De instituties die corrigeren? Het antwoord: die zijn er nauwelijks, want zolang de ‘juiste’ kant wordt geholpen, let niemand op. Steije Hofhuis beschrijft hoe een wetenschappelijk tijdschrift zijn kritiek weigerde omdat Lucassen ‘naar eer en geweten’ werkt - alsof goede bedoelingen verificatie overbodig maken. Dit is geen individueel falen, dit is alles maar een beetje op zijn beloop laten zonder te beseffen dat zonder actieve tegenspraak nieuwe spelregels ontstaan.
Degenen die wél proberen de oude spelregels te bewaken, worden weggezet als zeikerds, mierenneukers of - nog erger - als verdachten. Want wie kritiek heeft op fact-checkers, moet zelf wel iets te verbergen hebben. Wie methodologische bezwaren heeft tegen een democratie-meting, wil blijkbaar de democratie niet verdedigen. Wie een prominent hoogleraar durft te corrigeren, is arrogant.
Of (en deze vind ik zelf het meest hemeltergend): het bewaken van de spelregels wordt gezien als het doordrukken van een politieke agenda in plaats van het bewaken van randvoorwaarden die voor iedereen gelden (dus ook voor jezelf).
Wanneer zélfs de spelregels (zoals deugdelijke methodes, zuivere definities en eerlijk met open vizier het gesprek aangaan in plaats van elkaar continu pootje proberen te lichten) worden gedegradeerd tot de zoveelste mening, verdwijnt elk gedeeld kader. Wat overblijft is dat degenen die de macht hebben dat kader naar hun eigen hand zetten, om zo te bepalen wat waar is.
Want wie kan nog normaal discussiëren met een gesprekspartner die niet vindt dat je een andere mening hebt maar dat je gewoon helemaal ‘fout’ zit, en dus ook bent? Of een gesprek moet voeren met belangrijke spelers in het debat die zich straffeloos van allerlei onzuivere methodes, slordigheden, luidenkerij en gekonkelfoezerette bedienen? Er is een raar soort dynamiek ontstaan: hoe harder je de spelregels probeert te verdedigen, hoe verdachter je wordt gemaakt. En hoe meer je ze overtreedt uit naam van het goede doel, hoe meer je wordt geprezen.
Als je een ideologisch verhaal hebt, prima. Enig, zelfs. Maar het is dan ook aan jou om dat met open vizier te verkopen: ‘Ik vind X omdat Y en dit is waarom jij dat ook zou moeten vinden’. Maar zodra dit verhaal niet genoeg mensen overtuigt, of erger: actief weerstand oproept, dan wordt de verleiding groot om een omweg te nemen. Je presenteert je standpunt niet als mening maar gewoon als feit of wetenschap of objectieve norm. Je ideologische positie wint het debat niet, dus herdefinieer je het speelveld.
Je maakt jouw positie tot maatstaf in plaats van wat het werkelijk is: een van de vele posities die te verdedigen zijn. Het voordeel: je hoeft de ander niet meer te overtuigen, want die is per definitie fout. Je verdedigt niet zomaar een politiek standpunt wat bevochten moet worden, welnee: je bent de belichaming van de rechtstatelijke democratie. Het is een zelfgenoegzaamheid waar we de hoogopgeleide, randstedelijke elite zo goed van kennen.
Juist een democratie bestaat bij gratie van onenigheid. Zonder wrijving, geen glans. Er is simpelweg geen democratie als je de politieke tegenstanders buiten de orde plaatst en hen niet erkent als legitieme gesprekspartners, maar wegzet als radicale gekken, ondemocratische despoten, racisme-vergoelijkers en genocidale kindermoordenaars.
Degenen die zichzelf zo graag een scheidsrechtersrol aanmeten zodat ze hun eigen team kunnen laten winnen, zijn het ultieme bewijs dat democratie niet voor bange mensen is.
Deze artikelen zijn gratis te lezen, maar niet gratis te maken. Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige donatie is uiteraard ook mogelijk!
Geweldig stuk!
Fact checkers gevraagd: F. Timmermans zegt bij VI onweersproken dat de tweeënhalf miljoen stemmers op de PVV maar een klein deel van de 18 miljoen Nederlanders betekenen.
Klopt niet volgens mij, want je moet natuurlijk wel uitgaan van stemgerechtigde Nederlanders, ca. 13.500.000.
Daarvan was de opkomst bij de laatste verkiezingen ca. 75% = ca. 10.000.000.
En dáár van stemde tweeënhalf miljoen op de PVV = een kwart!
Het gaat mij niet om exacte cijfers, maar om de duidelijke misleiding, die blijkbaar noch door veel journalisten, noch door talkshowhosts wordt opgemerkt. Of wel, nog erger.
Hetzelfde trucje wordt, helaas nog steeds, toegepast bij het poneren van het percentage sociale huur naar statushouders. Berekend over álle woningzoekenden, terwijl je natuurlijk moet uitgaan van alleen starters die nog geen huis achterlaten als ze een woning betrekken. Dan ziet het er totaal anders uit.