Brabbelende denktank-boomers over houdbaarheidsdatum
Rob de Wijk, jongen, ga lekker onder een palmboompje zitten
Het is een beroepsziekte. Mannen van 60+ in het veiligheidsdomein gaan op den duur met steeds grotere vanzelfsprekendheid steeds grotere onzin verkopen. Omdat veel journalisten het verschil tussen ‘spraakmakend’ en ‘tergend dom’ niet begrijpen, hebben brabbelende denktank-boomers een duidingsmonopolie.
Zo had Strateeg des Vaderlands Rob de Wijk weer eens een boekje te verkopen. De sleetse analyse dat Europa nu toch écht aan de slag moet met strategische autonomie (want Trump!) wordt door hem ditmaal geframed als een soort buitenkansje dat voor het oprapen ligt.
De beste methode om aandacht te genereren is om iets outreageous te roepen in een interview, trending te worden op de socials om vervolgens onder het mom ‘spraakmakend’ en ‘maakte veel los’ uitgenodigd te worden in een talkshow.
In dit geval: Ome Rob die het tijd vindt om ‘die Amerikanen uit de NAVO te flikkeren’. Iets wat hij uiteraard presenteerde als een scenario waar achter de schermen (waar hij natuurlijk toegang toe heeft) al rekening mee wordt gehouden. Zo zei hij in een interview met het Algemeen Dagblad:
“Dat kán ook en ik weet dat erover wordt nagedacht. Over een paar jaar moeten we die Amerikanen uit de Navo flikkeren. Alleen al de Nederlandse defensie groeit binnen een paar jaar door naar 100.000 mensen en op termijn 200.000.”
‘Die Amerikanen de NAVO uit flikkeren’. Ik heb deze zin afgelopen weekend een stuk of twintig keer herhaald, en in geen enkel scenario of op geen enkele toon klonk dit niet als the ramblings of a madman.
Erger dan een tergend domme uitspraak doen is om deze kracht bij te zetten met een argument waaruit blijkt dat je niet verder leest dan de persberichten van Defensie. Want zeker: staatssecretaris Gijs Tuinman kondigde afgelopen maart een omvang van 100.000 en een gewenste groei van zelfs 200.000 man aan, maar wat dat betreft zijn ze op het Plein net zo betrouwbaar met personeelscijfers als het Ministerie van Gezondheid in Gaza met slachtofferdata. Cijfers zijn niet bedoeld om te informeren, maar om een beeld te schetsen.
Vanuit Den Haag wordt de valse indruk gewekt dat het hier gaat om gevechtskracht, in plaats van een optelsom van militairen, reservisten én burgerpersoneel. In Kamerbrieven en Defensienota’s wordt ook regelmatig gewisseld tussen totaal personeel en geüniformeerd personeel, waardoor cijfers onderling lastig te vergelijkbaar zijn. Destijds voor Follow the Money keek ik welke categorieën vooral groeiden en wat bleek: sinds 2018 is het aantal militairen in actieve dienst nagenoeg gelijk, wél nam het aantal hoogbetaalde ambtenaren op het ministerie toe.
Toegegeven: hoogbetaalde ambtenaren hebben heus een afschrikkende werking op iedere vijand. Toch is de nucleaire afschrikking van een Amerikaanse grootmacht nog net iets angstaanjagender dan het kunnen bombarderen van burgers met jeukwoorden, infantiele infographics en onnavolgbare beleids-blah. Daarnaast vraag ik mij af hoeveel burgerambtenaren in schaal 10 en hoger een luchtbrug kunnen opzetten, Amerikaanse luchtverdediging kunnen opvangen of transport-ondersteuning op militaire missies kunnen geven.
In praktische zin zie ik weinig scenario’s waarin J.D. Vance niet compleet ‘fuck you too, buddy’ zal gaan zodra Europa de Amerikanen ‘de NAVO uittrapt’. Zo lopen er meerjarige projecten (zoals opvolgers voor de AWACS-toestellen) die pas vanaf 2031 operationeel worden en waar tot die tijd Amerikaanse capaciteit en kennis cruciaal blijven. Of we moeten helemaal opnieuw zelf iets verzinnen zonder capaciteitsverlies, veel succes daarmee. De surveillance-drones van de NAVO-vloot opereren vanuit Italië (Sigonella) maar zijn volledig van Amerikaanse origine, inclusief onderhoud. Of wat te denken van de Amerikaanse spullen in bredere zin via de F35, de MQ-9, het Patriots afweersysteem en ook de expeditionaire missies van het Nederlandse leger, die allemaal functioneel verbonden zijn aan een Amerikaans gestuurd luchtbeeld, inzet van tankers en satellietcommunicatie.
Niet alleen overschat Rob de Wijk de gevechtskracht en onderschat hij tegelijkertijd de Nederlandse (en de bredere Europese) militaire afhankelijkheid van de Amerikanen, hij gaat er bovenal ten onrechte vanuit dat Europese samenwerking post-WW2 een vaststaand gegeven is, in plaats van wat het werkelijk is: een door de Amerikanen gefaciliteerde anomalie.
Er is daarom zoveel aan de hand dan alleen de zoveelste domme uitspraak van één betweter op leeftijd. Dergelijk boomergebrabbel door duiders en analisten als Rob de Wijk zegt meer over hoe zijn generatie mentaal zit vastgekoekt aan de jaren ‘90.
Europese integratie niet vanzelfsprekend
Vanaf de middelbare school wordt er in geramd dat de Tweede Wereldoorlog allesbepalend is geweest voor de wereldorde. Na dit kantelpunt kwamen namelijk de Verenigde Naties, Bretton Woods, de NAVO en de Europese Gemeenschap. Deze (Nederlandse) visie op de wereldgeschiedenis is dominant op afdelingen politicologie, aan militaire academies en dus ook aan het daaraan verwante denktank-wereldje met daarin de Clingendaels en HCSS’en van deze wereld.
Zelf denk ik dat de Eerste Wereldoorlog veel fundamenteler is geweest voor de internationale verhoudingen in de 20e eeuw. Voor 1914 was er een klassiek machtsevenwicht: er waren ad hoc allianties, er was geen collectieve veiligheid zoals via een NAVO, geen supranationale instituties zoals de Europese Unie en geen gedeelde norm buiten de koloniale afspraken. Zelfs wanneer er gedeelde belangen waren (handel, koloniën) leidde dit niet altijd tot een structurele samenwerking.
De Eerste Wereldoorlog vernietigde niet alleen keizerrijken (de Habsburgers, het Ottomaanse Rijk, de Tsaren) maar ook het idee dat machtsevenwicht stabiliteit garandeert. Het was voor het eerst dat globale spelers van buiten Europa (de Verenigde Staten en de toenmalige Sovjet-Unie) het Europese continent gingen domineren.
Het idealisme van de Amerikaanse president Woodrow Wilson (1913-1921), die het zelfbeschikkingsrecht van volkeren bepleitte, botste keihard op de Europese realiteit: Frankrijk eiste herstelbetalingen, Duitsland zinde op wraak en het Verenigd Koninkrijk zocht naar een imperiale balans. Ondertussen zaten de officiële bondgenoten Frankrijk en Verenigd Koninkrijk elkaar in het Midden-Oosten continue pootje te lichten.
De Franse premier Georges Clemenceau (1906-1909 en 1917-1920) verzuchtte — nadat Colonel T.E. Lawrence aka Lawrence of Arabia eigenhandig het Brits-Franse Sykes-Picot verdrag had opgeblazen — dat het ‘moeilijker was om mensen met elkaar in vrede te laten leven, dan ze af te slachten’.
De Tweede Wereldoorlog was in die zin een heruitgave van het epos Onopgeloste Conflicten van de Eerste Wereldoorlog. De tussenorde (1919-1939) was alleen op papier multilateraal (de League of Nations waar Wilson de Nobelprijs voor de Vrede mee verdiende, een Volkenbond die de voorloper werd van de VN), maar kwam in de praktijk neer op appeasement-politiek en de bescherming van nationale belangen. Pas na 1945 ontstond er een duale en vooral externe hegemonie (via de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie) die orde oplegde op het Europese continent - in een precaire bewaking van vooral hun eigen belangen in een Koude Oorlog.
De Europese samenwerking in de vorm van de NAVO en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal kwam niet voort uit een Europese keuze voor integratie, maar uit Amerikaanse druk en bescherming in de Koude Oorlog, plus een gedeeld belang om Duitsland zich niet te laten herbewapenen. Het was een collectieve afwerende beweging, geen intrinsieke omarming.
Oftewel: in de periode na de Tweede Wereldoorlog waren het externe machten die een orde afdwongen die Europa zelf nooit duurzaam wist op te bouwen.
Geopolitieke John Lennonitis
Dan is er nog een tweede gedachte die dominant is bij Europese beleidselites en in zelfverklaarde intellectuele kringen, namelijk wanneer je maar hard genoeg economisch samenwerkt (via een Europese Unie) en onderling financieel van elkaar afhankelijk bent, je minder de neiging zult hebben oorlog met elkaar te voeren. Een soort geopolitieke John Lennonitis waarin we all peoples sharing the world kunnen imagine’en.
Het wegvallen van het Oostblok leek namelijk het einde van de ideologische tweedeling in Europa te markeren. De Val van de Muur is zeg maar die laatste (maar nét ff te lange) lijn marcheerpoeder die de beleidselites tot zich namen op hun weg naar algehele gearriveerdheid. The End of History (1989) van Francis Fukuyama werd symbool van het idee dat liberale democratie en kapitalisme de uiteindelijke eindbestemming van alle staten zouden zijn. Strik eromheen, niks meer aan doen.
Een waanidee.
Een lange tijd was democratic peace theory - het gegeven dat democratieën zelden oorlog tegen elkaar voeren - de basis voor het idee dat meer democratie automatisch minder oorlog betekent. De liberale variant is dat economische afhankelijkheid van elkaar en gedeelde internationale instituties (zoals de EU maar ook NAVO en de VN) oorlog te kostbaar maken, dus onaantrekkelijk. Meer handel is minder conflict. In Europa werd hier meteen de EU-gedachte aan geplakt: meer meer meer economische integratie (EGKS, EU, interne markt), is meer structurele wederzijdse afhankelijkheid, is meer politieke samenwerking, is meer vrede.
Toch had Europa ook in 1914 een geïntegreerde wereldeconomie met de goudstandaard, vrije handel en financiële stromen. Sinds 1990 zagen we hoe Rusland ondanks de zware economische banden (in gas, olie en handel) toch landen zoals Tsjetsjenië (1994-1996 en nogmaals vanaf 1999), Georgië (2008) en Oekraïne (2014 en 2022) binnenviel.
China en de Verenigde Staten hebben diepe handelsrelaties maar hun strategische rivaliteit gaat minstens zo diep, al is het van gewapend conflict (nog) niet gekomen.
Binnen de Europese Unie hebben we kunnen zien met de Eurocrisis, de migratiecrisis (‘Wir Schaffen Das’) en Brexit dat economische integratie de spanningen juist politiek kan verscherpen in plaats van neutraliseren: we zitten namelijk aan elkaar vastgeketend. Afhankelijkheid maakt landen niet per se vreedzaam maar juist kwetsbaar voor elkaar, hetgeen rivaliteit en chantage kan versterken.
Het feit dat Europese democratieën (nog) geen oorlog voeren, kan omdat ze gedeelde nationale belangen hebben óf onder een nucleaire paraplu (die van de Verenigde Staten) vallen. Zonder Amerikaanse hegemonie in Europa en zonder Amerika in de NAVO bestaat geen empirische basis voor het idee dat de Europese samenwerking op zichzelf (via de Europese Unie) voldoende is om onderling conflict uit te sluiten.
Waar geen wil is, is geen weg
Het gebrek aan politieke wil om samen te werken wordt vaak afgeschilderd als ‘hobbel op de weg’ naar Europese eenwording, in plaats van een intrinsieke eigenschap van Europese politiek. EU-lidstaten weigeren al decennia om kernsoevereiniteit (zoals nucleaire afschrikking, krijgsmacht en commandovoering) af te staan. Letterlijk alle pogingen tot een gezamenlijke defensiemacht sinds de Europese Defensiegemeenschap (1954) mislukten of bleven halfslachtig (WEU, Pesco). Zelfs na de Russische agressie op de Krim in 2014 en Oekraïne in 2022 kwam er weliswaar een hernieuwde groei van nationale defensiebudgetten maar nog steeds geen doorbraak richting een gemeenschappelijke Europese krijgsmacht. Gezamenlijke munitieproductie en luchtverdedigingsplannen zijn stroperig of onder-gefinancierd (of beiden).
Komt nog bovenop dat in de categorie programma’s die je dan nodig zou hebben voor Europese autonomie (zoals voor een autonomere luchtmacht met C2-verdediging) er door industriepolitiek steevast ouderwetse herrie in de tent is. Neem bijvoorbeeld het Future Combat Air System (FCAS) project tussen Frankrijk, Duitsland en Spanje, die samen een zesde generatie gevechtsvliegtuig willen ontwikkelen (met drones en combat cloud, en de hele bingokaart vol). Het idee ontstond in 2017, heeft ondertussen 100 miljard euro gekost en vooralsnog *checks notes* vooral geruzie opgeleverd. Zo beschuldigde het Duitse ministerie van Defensie vorige week de Franse fabrikant Dassault van traineren nadat diens CEO, Eric Trappier, grotere zeggenschap over het project eiste.
Om vergelijkbare redenen duurde het ook zeven jaar voordat het contract tussen Frankrijk en Duitsland werd getekend voor een Europees tankprogramma, het zogeheten Main Ground Combat System. De levering is nu gepland voor 2045 en de productie moet nog beginnen - *pakt popcorn*.
Kortom, technische rationaliteit gaat het raam uit zodra nationale industriële belangen naar voren komen. Dat is altijd zo geweest en er is weinig reden om aan te nemen dat dit - zodra we ‘Amerika de NAVO uit trappen’ - anders zou zijn.
Trump als glazen bol
Hoe Europa zich zal gedragen als de Amerikanen definitief militair van het continent afgetrapt worden, hebben we dankzij Trump I en Trump II - en diens America First -al een beetje kunnen kiezen.
Frankrijk presenteert zichzelf als de motor van Europese strategische autonomie (Europe puissance) maar doet dit natuurlijk wel vooral op Franse voorwaarden. Zo sloot het land defensiedeals in de Sahel, de Indo-Pacific (India, Verenigde Arabische Emiraten) en binnen de Europese Unie met bijvoorbeeld Griekenland, over Rafales en fregatten.
De Lancaster House verdragen (2010) met het Verenigd Koninkrijk over nucleaire samenwerking bleven na Brexit intact maar president Emmanuel Macron werkt actief aan een wereldwijd netwerk van akkoorden en wapenexport-deals om de Franse autonomie en invloed te versterken, zodat het land niet afhankelijk hoeft te zijn van trage EU-bureaucratie of Amerikaanse dominantie.
Duitsland sprak in 2022 van een Zeitenwende en beloofde en omslag van 100 miljard euro voor Defensie maar de uitvoering gaat traag. Bij de eerdergenoemde Europese samenwerkingsprojecten met Frankrijk is er sprake van vertraging door rivaliteit over technologie, zeggenschap en eigendom. En hoewel Duitsland leidend wil zijn in de oostelijke verdediging van de NAVO (met brigades in Litouwen) koopt het tegelijkertijd Amerikaanse F-35’s voor de nucleaire taak (wat de Franse autonomie-plannen weer doorkruist). De Duitse reactie op America First was er eentje van geld en ambities maar blijft ergens hangen tussen Europese integratie, Amerikaanse veiligheid en de eigen industriebelangen.
Het Verenigd Koninkrijk daarentegen positioneert zich buiten alle EU-defensielijnen en haalt de banden met de Verenigde Staten verder aan. Vooral op het gebied van tech (AI, quantum en biotech) en verkocht als antwoord op de Chinese opmars: Groot-Brittannië zou immers sinds Brexit aantrekkelijker zijn geworden voor Amerikaanse investeerders omdat ze niet langer te maken hebben met EU-regelgeving.
Exportdeals worden verder vooral gemaakt met Scandinavische landen (fregatten voor Noorwegen, mogelijk Denemarken en Zweden) en analisten pleiten voor investeringen in zogeheten ‘middenmachten’ (zoals Japan, Australië en Zuid-Korea) zonder daarbij meteen nieuwe instituties op te richten.
Net als het Verenigd Koninkrijk gaat ook Oost-Europa voor stevigere verankering aan de Verenigde Staten. Polen, de Baltische Staten, Finland en Zweden zien Amerikaanse macht als cruciaal tegen Rusland en investeren daarom fors in defensie. Er is weinig geloof in een Frans-Duitse defensie-integratie, men kijkt nog altijd naar Washington als veiligheidsgarantie.
De onder president Trump minder voorspelbare geworden Amerikaanse betrokkenheid fragmenteert dus Europese keuzes. Parijs verhoogt haar autonomie-retoriek maar botst industrieel met Berlijn. Berlijn beweegt stapje voor stapje. Londen en Oost-Europa kijken juist meer naar Washington. Minder Amerikaanse bemoeienis, is dus niet per se meer Europese saamhorigheid maar meer Europese verdeeldheid. Nationale reflexen en regionale blokken zijn waarschijnlijker dan een eensgezinde Europese NAVO zonder de VS.
Het ironische is dat juist de zelfverklaarde strategen zoals Rob de Wijk en zijn denktankgeneratie vastzitten in een tijd die niet meer bestaat. Ze redeneren alsof het post-1945 tijdperk van Amerikaanse hegemonie en Europese integratie de natuurlijke stand van de wereld is, terwijl dat historisch gezien een uitzondering was. Zodra die hegemoniale paraplu uit onze handen waait, keren nationale belangen, industriële ruzies en bilaterale blokken terug – precies zoals vóór 1945. De Wijks grote woorden over een autonoom Europa zonder de VS zijn daarom niet visionair maar archaïsch: ze voorspellen een Europese toekomst die al voorbij was voordat hij kon beginnen.
Het gebrek aan kritische bevraging en het uitrollen van journalistieke rode lopers voor dit krakkemikkige verhaal, laat niet alleen zien dat een anti-Trump-sentiment de troepen in Hilversum en bij de Vlaamse mediakartels motiveert, maar ook dat de elite er helemaal niet klaar voor is om de ramen en deuren open te gooien en de geopolitieke realiteit binnen te laten. Liever blijft de boomerende babbelkaste, zoals Miss Havisham in Charles Dickens’ Great Expectations, tussen haar verrotte bruidstaart en stilgezette klokken wachten op een verleden dat nooit terugkwam, door te redeneren vanuit een wereldorde die ons allang is ontglipt.
Deze artikelen zijn gratis te lezen, maar niet gratis te maken. Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige donatie is uiteraard ook mogelijk!
Rob de Wijk verhoudt zich tot het nieuws als Patricia Paay tot de Miss Holland-verkiezing.
Hopelijk is hij voorzichtiger is met vuur dan Miss Havisham want flamberen kan zomaar tot binnenbrandjes leiden.
Het Britse Rijk tolereerde Nederland omdat het een koloniale bezitting in het Verre Oosten bestuurde op een manier die de Britten uitkwam. Vandaar de Nederlandse verliefdheid op internationale rechtsorde, wat in feite een toegeven van de eigen onmacht was.
Europese landen zijn allemaal posthistorisch en zijn volledig van de Amerikaanse hegemon afhankelijk.
De Nederlanse verhouding ten opzichte van het Britse Rijk is een Europese verhouding ten opzichte van de VS sinds 1945. Inderdaad een anomalie in de geschiedenis, maar eentje die bij voorkeur blijft voortduren en goed functioneren. Beter om de Amerikanen te vriend te houden dan om er ruzie mee te zoeken. Dit artikel toont dit maar weer eens aan. Bravo!
Voortreffelijke, ja zeg maar: afdoende analyse. Ik ben dus (gelukkig) niet de enige, die zich afgelopen weekend ten zeerste verbaasde over de onkritische, ja: eerbiedige manier waarop
De Wijk in de Nederlandse media (verder komt hij waarschijnlijk niet) werd onthaald.
Onzin in optima forma, op onthutsend besliste toon uitgesproken. Maar wie weet, met de gedroomde ,,terugkeer van het midden'', nog wel goed voor een D66-staatssecretariaatje.