Zeg ‘natuurbrand’ en je denkt aan de jaarlijkse berichten uit Griekenland, Spanje en Portugal. Deze zomer ondersteunde Nederland de Spaanse brandweer met personeel en twee Chinooks. Commandant van het 298 Squadron, luitenant-kolonel Sander Spithoven, en de Landelijke coördinator Natuurbrandbeheersing, Jelmer Dam over de lessen van een hulpmissie.
Afgelopen winter was er aan water geen gebrek op het Iberisch schiereiland. In oktober werd Valencia en omgeving geplaagd door overstromingen waarbij 231 doden vielen. Verzekeringsmaatschappijen noemde het de duurste ramp in de Spaanse geschiedenis. Het extreme weer werd veroorzaakt door een zogenaamde gota fría (koude druppel): koude, hogergelegen, lucht botste met de warme vochtige lucht op zee waardoor enorme regenwolken ontstonden die vervolgens dagenlang leegliepen. Ook hier in de Algarve stroomde het water uit de putten, begaven de muren van boomgaarden het (omdat het simpelweg zwembaden werden) en werd de lokale gym ontruimt omdat ze - met de typische Portugese omslachtige beleefdheid - ‘de integriteit van het dak niet meer konden garanderen’.
De hele regio kleurt in de wintermaanden groen, maar normaal gesproken kniehoog in plaats van metershoog. De explosieve wildgroei zorgde voor een kleurige bloemendeken van onkruid die vanaf eind mei binnen enkele weken transformeerde tot een dor, stekelig maar bovenal extreem brandbaar tapijt. En dan moesten de hete zomermaanden met temperaturen van boven de veertig graden nog komen.
De meeste natuurbranden - ruim driekwart - beginnen met een weggegooide sigaret of een barbecue. In een kwart van de gevallen wordt de brand aangestoken. De oorzaak doet er in de praktijk minder toe dan de omstandigheden: door het extreme weer (nattere winters, hetere zomers) worden kleine huis-tuin-en-keukenbrandjes veel sneller mega-branden. En die waren er genoeg dit jaar: waar in 2024 de Spaanse teller bleef steken op 42.000 hectare, ligt dat volgens de Europese databank Copernicus in 2025 op 411.000 hectare: tien keer zoveel. Een blik in de Portugese databank voor bosbranden (SGIFR) laat zien dat het aantal verbrandde hectare tot en met augustus (42.000) acht keer zoveel is als dezelfde periode in 2024.
‘Voor het eerst in de geschiedenis vroeg Spanje hulp aan’, vertelt Jelmer Dam, de Landelijke coördinator natuurbrandbeheersing. Eerder werkte hij in Brussel in het commandocentrum: ‘Daar zie je normaal hele specifieke hulpvragen binnenkomen. Ik wil dit type helikopter die deze taak kan doen’. Dat was dit keer wel anders, aldus Dam: ‘Deze aanvraag was: als het vliegt en water kan tillen zijn we blij. Stuur alles wat je hebt. Dat heb ik nog nooit gezien’.
Het Nederlandse antwoord op die hulpvraag waren twee Chinooks vanuit Defensie en een team brandweerlieden. Commandant van 298 Chinook squadron, Sander Spithoven: ‘Toen we aankwamen stapten we uit de auto. Het was half zes ‘s avonds en we zagen de zon als een oranje bol door grijze rokerige lucht. Dan weet je meteen waarom je er bent’.
Monsterachtig wezen
Jelmer: ‘De schaal was overweldigend. Je werkt in Spanje met branden van 36.000 hectare. Het is een denderende trein van natuurgeweld. Toen mijn collega bijvoorbeeld in de GPS intikte waar we moesten zijn viel hij bijna uit zijn stoel: 1,5 uur rijden naar de brand! In Nederland ben je dan al over de grens. Die omvang en de kracht van zo een brand, dat is niet iets wat je kunt overbrengen in een klaslokaal. Een rookkolom is niet uit te leggen met een foto in een Powerpoint, je moet het zien, ruiken. Door het razende geluid van de brand kun je amper verstaan wat degene naast je zegt. Pas als je daar bent, voel je het in de onderbuik. Het diepe gevoel dat jij het hier niet voor het zeggen hebt. Jij bepaalt niet of de brand uitgaat, dat bepaalt de brand zelf. Branden van deze omvang kun je niet blussen, die bestrijd je’.
Sander: ‘Ons motto is You call, we haul. De Chinook is een apparaat wat je vol kan stoppen of hangen met dingen, en dat is in de basis militair samen met de Luchtmobiele Brigade maar het kunnen natuurlijk ook stukken dijk zijn of buckets met water. We stonden er dan ook binnen 72 uur. De winden gedragen zich anders in Spanje, dat is toch even anders dan in de polder vliegen. Je hebt sowieso te maken met warmer weer en de bergen, maar ook door een grote brand krijg je stijgende hete lucht en dalende lucht. Dat was voor ons een goed oefenmoment, mijn mensen zijn echt beter teruggekomen. Ook al komt het door een ramp, is het wat mij betreft een win-win situatie: we hebben kunnen helpen én onszelf verbeteren’.
Jelmer: ‘In Nederland hebben wij in het algemeen goed bereikbare gebieden, maar in Spanje zijn er stukken waar je gewoon niet kan komen dus dan leun je zwaar op die helikopterinzet. In Nederland zijn we heel erg gefocust op water. We komen met een tankautospuit, en als eentje niet genoeg is dan halen we er een tweede bij. Maar wat je ziet bij natuurbranden, en Nederland is nog helemaal niet gewend aan dit idee, is dat op een gegeven moment water gewoon geen toegevoegde waarde meer heeft. Je moet dan gaan kiezen: waar ga ik dat schaarse water tóch inzetten, waar ga ik andere middelen gebruiken? Zoals het weghalen van vegetatie met gecontroleerde brand, letterlijk vuur met vuur bestrijden dus. Water is maar een deel van je bestrijdingsplan’.
Sander: ‘Enkele jaren geleden in Albanië waren onze helikopters de enigen, maar nu stonden er al 15 heli’s en allerlei blusvoertuigen. Dat moest allemaal gecoördineerd worden. Je kan niet zomaar in het wilde weg ergens water oppikken en vervolgens droppen. We leren wat dat betreft van elkaar, dat gaat twee kanten op. De Spaanse piloten keken wel wat sip toen wij aankwamen met de Chinooks met daaronder de Bambi Buckets (een emmer die 7600 liter water kan dragen - red). Ik verwacht dat ze binnenkort nog wel een keer bij ons langskomen om te oefenen met Bambi Buckets, dat gaat volgend jaar echt wel anders zijn. Ze hebben vliegtuigen specifiek voor brandbestrijding, maar Spanje wilde de militaire Chinooks niet inzetten. Een ervaren Chinook piloot bood zijn excuses aan ‘Sorry dat je moest komen, volgend jaar doen we dit zelf wel’. Hoe bij zo een snelle escalatie op te schalen, dat was voor hun denk ik ook een leermoment’.
Jelmer: ‘Elke ochtend geeft de natuurbrandanalist een briefing, die heeft kennis van het brandgedrag in dit soort terreinen. Aan de hand van weersvoorspellingen kunnen die vertellen wat de brand die dag gaat doen, op welke tijdstippen die zich gaat ontwikkelen. Soms kan (door een inversielaag - red) de rook van de brand niet verder omhoog stijgen, waardoor er wegens slecht zicht niet gevlogen kan worden. Dan kan de analist vertellen wanneer dat ongeveer optrekt’.
Sander: ‘Er ging een Spanjaard met ons mee op de jumpseat tussen twee vliegers in, dat was een ervaren brandbestrijder en die kon vanuit de lucht het vliegverkeer meehelpen coördineren. We kwamen erachter dat het laten meevliegen van een Nederlandse brandweerman ons nóg efficiënter maakte. Die brandweermannen konden beter vertalen wat de Spaanse brandweer nou precies bedoelde, want die spreken onderling een eigen vaktaal’.
Problematiek afkopen
Sander: ‘Wat ons opviel was de dankbaarheid van de lokale bevolking. Als militair krijg je dat niet altijd in Nederland. We gingen bijvoorbeeld vijftien pizza’s halen bij de pizzeria, en ze zagen de vlag en het militaire pak en zeiden: ‘zijn jullie voor de branden? Dan zijn de pizza’s gratis’. Mijn mensen zijn tientallen keren aangesproken op hun tenue en werden zo aardig benaderd, daar kregen we echt kippenvel van. We hebben januari 2024 ook gevlogen met de Chinook voor ondersteuning van de dijken in Limburg, en als we dan naar huis komen vliegen dan hoor je dat. In Nederland grijpen mensen toch eerder hun kans om te klagen over geluidsoverlast’
Jelmer: ‘Nederland is een rijk land en soms in de veronderstelling dat je problematiek kunt afkopen met meer middelen, en graag zonder overlast. Maar we moeten het verschil gaan maken met meer kennis, zeker met natuurbranden. Het is een veelkoppig monster en daar heeft Zuid-Europa veel meer ervaring mee. Zo worden in Catalonië schaapherders gesubsidieerd om toch op bepaalde plekken begrazing te hebben zodat vegetatie laag blijft. Of wijnbouw want dat is geen brandwaardige vegetatie en creëert ontsnappingsroutes voor als het vuur aankomt.
In Nederland zien we mensen uit de steden naar het platteland trekken en klagen over het gebruik van vuur door natuurbeheer want dat stinkt. Maar heide heeft vuur nodig om gezond te blijven, dan kan het jonge gras naar boven komen voor schaapherders en als het niet woekert heb je geen brandstofophoging. In onze maakbare wereld benaderen we alles heel snel met techniek, drones en computermodellen. Als je vraagt aan Spanje en Portugezen waarom ze dat niet gebruiken kijken ze je vreemd aan. Die kennis zit in hun hoofd, ze zijn hier al tachtig jaar mee bezig. In Nederland staat het nog in de kinderschoenen’.
Sander: ‘Iedere zomer van 1 april tot 1 oktober staan we stand-by met de Chinook zodat we binnen twee uur take-off kunnen zijn in de zomerperiode. Verder hebben we in maart altijd een oefenweek op de heide om het hele proces te trainen. In Nederland hebben we vooral contact met de brandweer van Veiligheidsregio Noord- en Oost Gelderland. Die samenwerking op brandbestrijding met Chinooks en Cougars doen we al sinds 2005 ongeveer. Het is een standaard samenwerkingsverband voor natuurbranden en grote industriële branden.
Toch is het wel zo dat als er ergens op de knop wordt gedrukt, en we moeten bijvoorbeeld naar Oost-Europa, dat de kans groot is dat je dat ergens anders gaat voelen. Zoals bij natuurbrand bestrijding. Dat is een politieke afweging natuurlijk, we kunnen niet op twee plaatsen tegelijkertijd zijn. Zeker nu is de focus steeds meer komen te liggen op Hoofdtaak 1 (grondwettelijke taak van de krijgsmacht, de verdediging van Nederland en NAVO-bondgenoten tegen militaire dreigingen -red)’.
Jelmer: ‘Defensie krijgt een enorme impuls vanuit Den Haag, maar we zien ze tegelijkertijd terugtrekken uit de civiele bescherming. Daar is nu nog fysiek niets van zichtbaar, maar ze geven dat wel aan in gesprekken: ‘mocht er op de knop worden gedrukt, reken niet op ons’. De brandweer heeft zelf geen helikopters, en als we ze aanschaffen zijn er geen piloten of middelen voor onderhoud. Dat zal érgens vandaan moeten komen’.
Sander: ‘Nu is die samenwerking civiel-militair. De Spaanse vice-president kwam op bezoek en viel het op dat militairen zo snel schakelen en beslissingen nemen. Ik denk dat het als militair makkelijker is om in een civiele omgeving aan te klikken, dan andersom. Voor ons is het meer een kwestie van: ‘Hoe laat en waar? Dan zijn we er’. Zo een samenwerking is voor ons heel waardevol, want we zien ook dat we hier echt verschil kunnen maken. Iedereen wil ons graag boven die brand hebben’.
Jelmer: ‘Natuurbranden gaan ons in Nederland onaangenaam verrassen. Wij hebben niet de ervaring zoals in Zuid-Europa, en daarnaast zijn hier relatief kleine branden genoeg voor een grote impact. Campings op de Veluwe staan vol met drie- tot vijfduizend mensen. Daarnaast is onze atmosfeer anders opgebouwd in Noord- en West Europa: juist door mildere temperaturen is er minder beweging in onze atmosfeer, dat kan als een deksel werken waardoor branden zichzelf in stand houden en dus moeilijker te stoppen.
We hebben het al in Ede gezien: binnen een uur was het brand op een militair complex, als daar een camping had gestaan was het een ander verhaal. We zitten met 18 miljoen inwoners met veel recreanten. De kans dat er een ontploffing is bij een bedrijf in Rotterdam en de dag erna ook nog eentje in Eemshaven is zo klein, daar ga je geen capaciteit omheen organiseren. Natuurbranden is wat anders.
Als we extreme droogte hebben is 80-90% van Nederland brandbaar. Elk verkeersongeval op de snelweg bij de berm, elke hete uitlaat die iets te lang in de natuur is geparkeerd, elke trein met vonken - dat zijn allemaal natuurbranden. Die dingen gebeuren het hele jaar door, maar dan is de omgeving nat en is het geen risico. Zet vier van die branden op een rijtje en je bent klaar. In Ede is 76 hectare afgebrand, en toch heeft de brandweer weinig uitgehaald met die 50 voertuigen. Pas toen de natuur - de wind, de luchtvochtigheid - veranderde, konden we de brand aanpakken.
Dat is de belangrijkste les: we moeten accepteren dat we het niet volledig voor het zeggen hebben’.
Deze artikelen zijn gratis te lezen, maar niet gratis te maken. Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige bijdrage in mijn Bambi Bucket is uiteraard ook mogelijk!