De NSC-implosie is een symptoom van post-Rutte politiek
Daddy has to use strong language sometimes
Terwijl de coalitiepartijen vechtend over straat rollen, schuift demissionair premier Dick Schoof stilletjes weg in de bosjes. De MinPres opereert als onzichtbare technocraat zonder gezag, wat ertoe leidt dat bewindspersonen vooral heel druk zijn met hun individuele handel en eigen reputatie.
Weet u nog? Toen we een premier hadden, Mark Rutte (VVD), die reputatierisico’s voor zijn ministersploeg absorbeerde en vierkant achter elk bewindspersoon stond? Zelfs als het eigenlijk niet meer vol te houden was?
Steun van Mark Rutte werd op een gegeven moment gezien als een doodskus. Zodra hij vol overtuiging tegen een haag van plopkappen en camera’s verklaarde het ‘volste vertrouwen’ in je te hebben, kon je beter meteen je boeltje pakken, zo was de Haagse running gag. Of het nou ging om VVD-minister Halbe Zijlstra die loog over zijn meeting met de Russische president Vladimir Putin in diens ‘datsja’ (Rutte: “Een zonde, maar geen doodzonde”) of CDA-minister van Veiligheid en Justitie Ferd Grapperhaus die op zijn eigen bruiloft de destijds geldende corona-regels niet in acht nam (Rutte: “Geen bewijs van klassenjusitie").
Vergeet ook de enorme knuffel niet die de gevallen minister van Jusitie Ard van der Steur van Rutte kreeg toen het pleit was beslecht in een situatie die vooraf onhoudbaar was (iets met de bonnetjes van een schikkingsvoorstel voor Cees H.). Rutte stond altijd tot een paar minuten ná het onvermijdelijke pal achter je.
Bewindspersonen hadden in de vorm van Mark Rutte een institutioneel schild. Al was de prijs daarvoor (‘Quid pro quo, Clarice’) keiharde coalitie- en fractiediscipline. De kritiek op deze bestuursstijl is niet mals. Onder Rutte werd politieke verantwoordelijkheid uitgekleed tot een soort collectieve ontheffing (iedereen was medeplichtig en daarom niemand aanspreekbaar).
De oplossing werd gezien in het begrip ‘nieuwe bestuurscultuur’. Meer openheid, meer individuele ruimte en minder hiërarchie klonk aantrekkelijk, maar de papieren professie van professor Pieter Omtzigt knalt kapot op de weerbarstige praktijk van politieke belangen.
Want hoewel NSC-leider Pieter Omtzigt bij het aantreden van premier Schoof nog aangaf dat hij juist vanwege het zogeheten ‘hoofdlijnenakkoord’ bewegingsruimte had, gebeurde in de praktijk het tegenovergestelde. Zo positioneert premier Dick Schoof zich als coördinator, niet als schild. Hij ziet het allemaal maar een beetje aan. Dingen gebeuren. Schoof symboliseert een nieuwe bestuursstijl die zich presenteert als zijnde neutraal maar die in de praktijk een vacuüm creëert: technocratie zonder gezag.
Zijn ambtelijkheid is geen tussenfase maar een eindtoestand: een broodtrommel met een PTT-elastiek eromheen. Er is niets dat bindt behalve procedure. Hij gaat nergens echt voor liggen maar je kan tegelijkertijd ook nooit rekenen op rugdekking. Gevolg: ministeriële reputaties blijven onbeschermd. Dat deel moet men zelf maar oplossen.
Hoe dat moet, daar hebben maar weinig partijen ervaring mee. Behalve de VVD heeft geen enkele partij in de coalitie (BBB, NSC of PVV) kabinetservaring. Ze zijn relatief nieuw (BBB en NSC), instabiel (NSC en PVV) en hebben geen kennis in huis over hoe je coalitie-conflicten kunt absorberen. Elke breuk wordt daardoor vrijwel meteen institutioneel.
Nergens wordt dat echter zo duidelijk als bij NSC, de partij die ironisch genoeg juist het slachtoffer is geworden van haar eigen tekentafelversie van ‘goed bestuur’.
Met indianentooi op een pannetje slaan
Zo besloot NSC-staatssecretaris Toeslagen, Sandra Palmen, deze week toch aan te blijven ook al stapten alle NSC-bewindslieden twee weken geleden uit het kabinet omdat minister Caspar Veldkamp zich tegengewerkt voelde over zijn Gaza-beleid (daarover later meer).
In het Algemeen Dagblad was gisteren te lezen dat Palmen die dag niet aanwezig was bij de ministerraad en ‘niet overtuigd’ was van massaal opstappen, maar dat de NSC’er toenmalig NSC-vicepremier Eddy van Hijum ook niet wilde afvallen voor TV-camera’s.
Palmen zocht in de daaropvolgende dagen contact met ‘VVD en BBB om te kijken of ze niet alsnog door kon gaan’, omdat haar vervanging de hersteloperatie voor de toeslagenouders zou vertragen en ze al een vertrouwensband met de ouders had opgebouwd. Dat ze aanklopte bij de VVD en de BBB is veelzeggend. Door de technocratische rol van premier Schoof als procesbegeleider is er geen centraal leiderschap dat meeweegt en daarom weegt iedereen zijn eigen kans.
De strategie van Palmen contrasteert scherp met die van Caspar Veldkamp, de NSC-minister van Buitenlandse Zaken. Hij koos juist voor de omgekeerde beweging: vertrekken voordat zijn positie hem reputatie-technisch zou verzwelgen.
Want in tegenstelling tot Sandra Palmen leidde zijn beleid (inzake Gaza) tot kritiek uit alle hoeken: coalitiegenoten (BBB en VVD) vonden hem te scherp op Israël, ambtenaren vonden hem juist niet scherp genoeg. Ze schreven in een brief: ‘Wij wensen dat u iedere dag een nieuwe maatregel neemt, totdat de genocide stopt’, want zijn taak zou niet ‘het belang van het Joodse volk dienen’, maar dat van de Nederlandse burgers moeten zijn.
Met zulke bewoordingen weet je meteen: je kan de ministeriële website op zwart zetten en jezelf hullen in een indianentooi om voor het ministerie op een pan te slaan met een pollepel, en het nóg niet goed doen. Het gaat hier namelijk niet om staatsrechtelijke of democratische zuiverheid, maar om moreel gelijk: deze ambtenaren lijken te zijn vergeten dat Buitenlandse Zaken spreekt met staten, niet met geloofsgemeenschappen. Veldkamps gesprekspartner is de staat Israël, niet ‘het Joodse volk’. Die verwarring is geen meningsverschil meer, maar een diplomatiek fundamentele ontsporing.
Hoe dan ook: hij kon het nergens goed doen. In de coalitie niet, bij zijn ambtenaren niet, en Schoof was blijkbaar niet in staat - zoals oliemannetje Rutte dat wél was - om de neuzen weer dezelfde kant op te laten wijzen. In plaats van door te duwen, besloot Veldkamp zijn verlies te nemen.
Waar Palmen bleef om haar beleidsreputatie als vertrouwenspersoon van toeslagenouders niet te laten verdampen, stapte Veldkamp op om persoonlijke reputatieschade vóór te zijn. Beiden illustreren daarmee dezelfde systemische realiteit: in het vacuüm dat achterbleef na Rutte is politieke legitimiteit niet langer institutioneel verankerd, maar individueel verhandelbaar.
Cohesieloos coördineren
Tot ieders verbazing (inclusief ondergetekende) haalde het kabinet Schoof vorig jaar zowaar de kerst. Want hoewel Dick Schoof formeel de touwtjes in handen heeft, bleek zijn grip op de coalitie fragiel. De asielcrisiswet bracht spanningen tussen PVV en NSC in alle openheid naar buiten. Het lukte Schoof pas na weken van dreigementen (en Wilders’ ‘slappe hap’-typeringen) het kabinet op een lijn krijgen.
Na het antisemitische geweld tegen Israëlische Maccabi-supporters verloor premier Schoof het initiatief aan Wilders, die dezelfde avond op X op de jodenjacht reageerde. Wanneer Schoof wél initiatief nam, deed hij dat precies op de verkeerde momenten: zoals in Brussel alvast Nederlandse steun beloven aan het zoveelste miljarden vragende defensiefonds (ReArm Europe) uit de Von der Leyen-hoed, zonder dat zijn eigen coalitiegenoten (op de VVD na, want Brussel, Rutte, etc.) daarmee akkoord waren.
Andersom zette hij géén Nederlandse handtekening onder een brief van meerdere landen waarin bij het Europees Hof gepleit wordt om veroordeelde migranten makkelijker uit te mogen zetten - de druppel voor Wilders’ vertrek uit dit kabinet.
Het was niet zozeer de vraag of maar wanneer deze ‘coördinatie zonder cohesie’ zou klappen. PVV-leider Geert Wilders trok zijn partij terug uit de coalitie omdat hij vond dat er te weinig was bereikt bij het terugdringen van het aantal asielzoekers. Na vertrek van NSC twee weken geleden regeren nu VVD en BBB door.
Formeel is een premier slechts ‘primus inter pares’ (eerste onder gelijken) maar in de politieke praktijk is het premierschap de enige plek waar binding tot stand komt tussen Kamer, coalitie en beleid. Juist omdat fractiediscipline in Nederland zwakker is dan in andere parlementaire stelsels (zoals in Canada of het Verenigd Koninkrijk) en we geen gekozen president of vetorecht kennen, is de premier een zwaartepunt. Hij vangt conflicten op, weegt belangen af en smeedt politieke werkelijkheid uit procedurele chaos. Zonder die verbindende functie van het oliemannetje kan er ook geen evenwicht ontstaan.
Met het vertrek van Rutte en het aantreden van Schoof zien we dat politieke keuzes niet meer zijn ingebed in een gedragen coalitiebelang, maar vooral een samenraapsel van losse individuele afwegingen van reputatie, schade en zichtbaarheid. Niet alleen de coalitiepartijen maar ook de bewindspersonen zelf worden een soort electorale freelancers. En dus krijg je bewindspersonen die breken met de partij maar zelf wel willen blijven (Sandra Palmen, Ingrid Coenradie), vertrekken om reputatieschade te beperken (Nora Achahbar, Caspar Veldkamp) of zichzelf profileren zonder enig overleg (Geert Wilders, Dilan Yeşilgöz).
Reputatiepolitiek
Zeker: politiek is altijd een strijd om belangen geweest. Individuele, partijpolitieke én nationale belangen. Deze belangen zijn continue met elkaar in conflict. In 2007 liet PvdA-leider Wouter Bos zijn fractie (stilletjes) instemmen met militaire inzet in Uruzgan. Regeringsverantwoordelijkheid ging toen vóór partijbelang. Althans, tijdelijk. In 2010, toen het ging over de verlenging van de Uruzgan-missie, koos hij (met veel bombarie via een partijcongres) juist het omgekeerde: Bos trok de stekker uit Balkenende IV, met als motivatie dat de missie niet nog eens verlengd mocht worden. Politiek-strategisch betekende dit het veiligstellen van de PvdA-identiteit vóór de verkiezingen. De staatsman werd ineens weer partijleider.
Dit soort draaikonterij is controversieel maar wordt wel gelegitimeerd via geaccepteerde hiërarchieën van politieke verantwoordelijkheid. Je hebt immers te maken met je achterban in de partij, met je partners in de coalitie en daarnaast is er ook nog zoiets als het landsbelang. Of op zijn minst de schijn daarvan. Zo praatte CDA’er Maxime Verhagen de controversiële samenwerking met de PVV goed onder het motto ‘verantwoordelijkheid nemen' voor de bestuurbaarheid van het land, en framede deelname aan Rutte I als een keuze voor landsbestuur boven partijcomfort.
Politieke keuzes waren makkelijker te volgen omdat ze grofweg langs deze drie assen liepen en natuurlijk: iedereen heeft zo zijn eigen normen en prijskaartjes.
Wat we nu zien in het post-Rutte tijdperk is wezenlijk anders. Hiërarchieën zijn verdampt. Bij de NSC wordt dit extra duidelijk omdat deze partij sinds het vertrek van pappie Pieter rollend over straat gaat. Wat dat betreft scoort die partij een dubbele woordwaarde: je kunt een gebrek aan politiek leiderschap niet wegvergaderen of toedekken met protocollen. Niet intern als politieke partij maar ook niet als coalitiepartners in een kabinet.
Zonder duidelijk zwaartepunt in de persoon van een gezaghebbende premier hebben bewindspersonen niet langer de behoefte hun gedrag af te stemmen op institutionele verantwoordelijkheden. Resultaat: in kabinet Schoof werd doodleuk technisch onhaalbaar beleid voorgesteld, zoals destijds minister Marjolein Faber met haar asielwet. Ondertussen lijken Nederlandse ambtenaren zichzelf geroepen te voelen die leemte op te vullen, waardoor het — in het kielzog van een steeds mondigere en meer gepolitiseerde ambtenarij — de vraag is wie precies welk bootje bestuurt?
Dan kan premier Dick Schoof nog honderd keer tijdens een debat aankondigen zwartgelakte overheidsdocumenten ongelakt te delen maar ik waag te betwijfelen of daar dan ineens heel heldere ankerpunten naar voren komen. Want vooralsnog lijken de Haagse ankers per poppetje persoonlijk te zijn.
Wat verwacht je ook. Zonder gedeeld coalitieframe, zonder ook maar iets van een centrale regie en zonder reputatieschild van de premier, is het niet langer relevant wat je kiest, alleen hoe het op jou afstraalt.
De Haagse politiek draait op persoonlijke overlevingsstrategieën in plaats van collectieve verantwoordelijkheid. Reputatiepolitiek is niet de uitzondering maar het nieuwe spel.
Deze artikelen zijn gratis te lezen, maar niet gratis te maken. Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige donatie is uiteraard ook mogelijk!
Dit is geen doodskus maar een - zeer welgemikte - dolksteek. In de weke onderbuik, ditmaal.
Geweldige analyse van ,,Dikkie Dik en de knikkers''.
En daarmee hun eigen irrelevantie maar weer eens bevestigend.
Gelukkig dat we voor twee miljard het Huis der Democratie gaan opknappen. Het overtreft zelfs Ceaucescu in zijn grootheidswaanzin.
Wel fijn dat de bouwvakkers met elektrische voertuigen aan reizen zodat de kritische stikstofdepositie waarde op Landgoed Meijendel in Wassenaar niet overschreden wordt. Hoop dat er nog wel budget over is voor adviezen omtrent de verplaatsing van beschermde diersoorten.