Op zoek naar Marlotte: exposé van journalistieke onkunde
Onderzoeksjournalistiek in je ingezwachtelde rompje
Op zoek naar Marlotte laat zien hoe Zembla zich liet meeslepen door een verzonnen verhaal. In plaats van nuchtere zelfreflectie smeren de makers hun misstap uit over vijf afleveringen en zetten ze zichzelf neer als de helden van hun eigen blunder. Een pijnlijke illustratie van een vak dat gevoel boven feiten is gaan stellen.
Wat is waarschijnlijker om als journalist mee te maken? Een 16-jarig meisje, Marlotte, dat tijdens een religieus ritueel in Breda door een kerkganger in het vuur zou zijn gegooid en daardoor 3,5 jaar op de intensive care van het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk ligt? Niemand kijkt naar haar om terwijl haar benen worden geamputeerd, haar hoofd kaalgeschoren wordt en haar vader overlijdt. Erg rouwt ze niet, want hij was lid van een sekte die haar jarenlang satanisch misbruikte.
De enige die weet wat er speelt, is Annika: een medewerker van de Kindertelefoon die, tegen alle regels in, haar privénummer aan Marlotte gaf. De twee appen jarenlang. Beeldbellen kan niet, want Marlotte schaamt zich. Wanneer een levertransplantatie mislukt, kan ze niet meer praten, maar zou ze haar vingers bewegen als ze pianomuziek hoort.
Om op de hoogte te blijven krijgt Annika toegang tot een ziekenhuisapp waarin zogenaamd medische details worden gedeeld, en waarin zelfs om haar toestemming voor medische handelingen wordt gevraagd. Cadeautjes kunnen niet naar het ziekenhuis, want door corona is de postkamer gesloten; ze moeten naar de HEMA in Beverwijk worden gestuurd.
Uiteindelijk krijgt Marlotte euthanasie. Annika hoort via de telefoon de laatste rochels en stikgeluiden. Het ziekenhuis weigert te zeggen waar de crematie plaatsvindt (privacy, natuurlijk) maar stuurt wél wat as op.
Klinkt dit als een journalistiek verhaal? Of was dit een broodjeaapverhaal dat met één telefoontje naar het ziekenhuis was ontkracht?
Volgens Zembla was maandenlang (herhaal: maan-den-lang) het eerste scenario van een journalistiek verhaal het meest waarschijnlijk, en nu hebben ze een vijfdelige podcast serie gemaakt over hoe het toch in godsnaam mogelijk was dat ze in het bovenstaande verhaal zijn getuind.
En precies dat is het probleem.
Een telefoontje was genoeg (x10)
Aanvankelijk wilde ik hier helemaal niets over schrijven. Zeiken op het werk van anderen is niet zo sympathiek, en daarnaast had ik de ijdele hoop dat andere journalisten (die een recensie schreven over de podcast-hit) er de nodige gaten in zouden schieten. De rode toeters, bellen en vlaggen waren evident, tenslotte.
Helaas pindakaas.
Voor degenen die de laatste podcast-hit van de publieke omroep hebben gemist: Op zoek naar Marlotte is een vijfdelige podcast van BNNVARA/Zembla gemaakt door journalist Lizzy Diercks en onder eindredactie van Roelof Bosma. De serie volgt de zaak van Annika, een jonge medewerkster van de Kindertelefoon die online contact krijgt met ‘Marlotte’. Maandenlang is de redactie op zoek naar Marlotte om er uit eindelijk achter te komen dat ze helemaal niet blijkt te bestaan.
Volgens Zembla was het noodzakelijk dit doodgecheckte verhaal alsnog te brengen in een vijfdelige podcast want ‘juist in tijden van fake nieuws’ is het belangrijk om te laten zien dat ‘zelfs doorgewinterde onderzoeksjournalisten’ erin kunnen tuinen.
Precies hier stik ik in mijn colaatje zero. Want de kern van dit verhaal (een 13-jarig meisje met meervoudige amputaties, brandwonden, tevens slachtoffer van satanisch misbruik die 3,5 jaar op de IC ligt en uiteindelijk euthanasie krijgt, een meisje die Annika nooit ziet maar waarvan ze wel het as krijgt) bevat zó veel medische en logistieke onmogelijkheden dat iedere basale verificatie dit had moeten afvangen. Hoe emotioneler en ongeloofwaardiger de claim, des te zwaarder de bewijslast (wie stelt, bewijst tenslotte) maar hier lijkt wel totaal het tegenovergestelde gebeurd.
Een telefoontje was genoeg. Één.
Bijvoorbeeld een belletje naar een ziekenhuis of medisch expert: kan een meisje 3,5 jaar onafgebroken op een IC liggen?
De ziekenhuisapp waarmee gegevens werden gedeeld: een telefoontje naar de IT-afdeling of met een privacy-specialist gespecialiseerd in zorg, en je had geweten dat zo een app niet bestaat en medische communicatie via WhatsApp een absolute no-go is.
Of een belletje naar het ziekenhuis of de Nederlandse Transplantatie Stichting: doen ze daar in Beverwijk aan levertransplantaties en amputaties? Los daarvan: als geboren en getogen Beverwijker durf ik de hypothese wel aan dat als er 3,5 jaar lang een ingezwachtelde kale romp van een tienermeisje in het ziekenhuis ligt iedereen en zijn moeder in ‘de Wijk’ daarvan op de hoogte is (we praten immers veel en graag). Longarts Sander Hosson schreef gisteren een kritische Linkedin Post over de podcast: ‘Ik word als luisteraar volledig meegezogen in een verhaal dat medisch vanaf de eerste minuut onmogelijk is. En dat roept vragen op over de journalistiek zelf’. De man heeft groot gelijk.
Want naast gewoon even bellen, kun je ook dingen checken in het BIG-register, foto’s die je krijgt reverse image searchen (iets wat de Zembla-journalisten pas maanden later eens een keertje besluiten te doen) of een middagje op zoek naar verplegend personeel. Zo een ingezwachtelde romp valt op, zou je zeggen. En zelfs als instellingen niets kunnen zeggen in verband met privacy, is het juist de truc om daarom heen te werken (dit soort geitenpaadjes vinden maakt het journalistieke werk juist zo leuk). Ze hadden bijvoorbeeld een vraag kunnen stellen die niets met privacy te maken had: liep bijvoorbeeld in jullie ziekenhuis tijdens corona de post via de HEMA in Beverwijk? Hoe wordt communicatie met niet-familieleden normaal gesproken gefaciliteerd of beperkt bij IC-patiënten? Bestaat er bij jullie een app waarmee patiënten langdurig contact kunnen onderhouden met vrienden of kennissen buiten het ziekenhuis? Noem maar op.
Het ziekenhuis wordt aanvankelijk niet benaderd: want privacy. Maar omdat hier ook niet omheen wordt gewerkt, stijgt toch ook een sfeertje van wantrouwen op. Van een instelling niet wijzer maken dan nodig. Hierdoor is de bron nooit getoetst aan de instantie die harde feiten kon leveren. Zembla beriep zich op duizenden pagina’s aan appverkeer en ‘ziekenhuiscommunicatie’ zonder verificatie van de herkomst of authenticiteit van de bron. Iets waar je wel op moet letten, je hebt er immers rare kostgangers bij zitten (zelf heb ik ook wel eens een zogenaamde ‘brief van Defensie’ ontvangen waar iemand zelf het logo op had geknutseld en lettertype had gekopieerd) - dus metadata moet je waar mogelijk altijd checken (desnoods met hulp van derden: forensische inhuur van een halve middag is goedkoper dan een hele onderzoeksredactie maandenlang in een rabbithole laten rondhuppelen, mij dunkt).
Ondanks al die middelen en mensen was daar alleen 24-jarige IC verpleegkundige genaamd ‘Roos’. Annika ontmoette ‘Roos’ (u weet wel, die een telefoon omhoog hield voor een euthanasie-audio livestream) in de hal van het Rode Kruis Ziekenhuis en kreeg daar wat spulletjes van Marlotte naar haar zogenaamd overlijden. Bij Annika rinkelden al die tijd geen belletjes, alleen vond ze het wel vreemd dat ‘Roos’ nepnagels droeg, want dat mag toch helemaal niet zomaar als verplegend personeel? Journalist Lizzy Diercks wuift deze observatie in de eerste instantie weg.
Zoals ze alle rode toeters en bellen wegwuiven.
Waarom deden ze hun werk niet?
De hamvraag is waarom ze niet gewoon deden wat elke journalist in zijn of haar eerste week leert: checken of je überhaupt wel een verhaal hebt. En: is degene die al het bronmateriaal aanlevert wel te vertrouwen? Het feit dat iets ‘duizenden pagina’s’ omvat maakt het niet per se geloofwaardiger. Als het shit is, heb je immers 1000 pagina’s aan shit.
De belangrijkste bron, Annika, krijgt geen enkele kritische vraag. En wat vind de Kindertelefoon er eigenlijk van dat een vrijwilliger jarenlang zo intensief contact onderhoud met een minderjarige en prive-gegevens mee uitwisselt? Hebben ze daar inmiddels al intern beraad over gehad?
Enfin, mijn eerste rode alarmtoeter ging af na enkele minuten podcast luisteren (mijn bewijslast: appverkeer):
In de podcast zijn er namelijk vooraf opgenomen redactievergaderingen te horen, wat wijst op een dramaturgisch narratief: ze wisten al dat ze ‘een groot verhaal’ hadden, waarin ze de luisteraar in mee zouden nemen. Een journalistiek redactie zou pas gaan opnemen nadat de eerste basale checks zijn uitgevoerd, maar in plaats van (ik noem maar iets geks) een forensisch expert in te huren om te helpen bij verificatie van metadata werd gekozen voor de inhuur van een ‘dramaturg’. Een dramaturg. Bij een onderzoeksproductie. Laat dat even bezinken.
Intern was al besloten dat er een groot verhaal was, anders ga je losse overlegjes niet opnemen of audioberichten inspreken. Een groot verhaal waarin alle instanties, van VWS tot Jeugdzorg tot zorgmedewerkers in een ziekenhuis tot aan scholen en crematoria en lokale kerken die aan Satanistisch kindermisbruik deden, erbij gebaat waren om alles in de doofpot te houden. De tegenstelling is frappant. Een blind vertrouwen in een onbekende ongeverifieerde bron, maar volop wantrouwen richting instituties. Een klassiek populistisch narratief, waarin instellingen verdacht zijn en individuele ervaringen heilig worden verklaard. Alsof vooraf even beltlen voor informatie of per mail wat cijfers opvragen direct kritische bevraging in de toekomst uitsluit.
De implicaties van dit wantrouwen zijn niet mals: het maakt journalistiek werk onmogelijk. Ambtenaren, zorgpersoneel: allemaal worden ze op voorhand verdacht, incompetent of als medeplichtig gezien aan een Groot Onrecht. Gezond wantrouwen is goed, maar paranoïde wantrouwen een muur. Als professionals niet met open vizier, maar vanuit een vooronderstelling van schuld of nalatigheid worden benaderd, maak je het vakgebied van onderzoeksjournalistiek kapot. Journalistiek die bronnen bij voorbaat wantrouwt (omdat ze vooraf al in een ‘kamp’ worden geschaard), sluit juist die mensen buiten die vanuit vakmanschap en betrokkenheid cruciale informatie kunnen bieden. Terwijl hulpvaardige professionals die maar wat graag feitelijke informatie over hun werkveld verschaffen juist - kan ik na enkele jaren onderzoeksjournalist zijn wel stellen - de overgrote meerderheid vormen.
Er stijgt ook een zorgwekkend mensbeeld uit op. Wederom: als 3,5 jaar een ingezwachtelde kale romp van 16 jaar in het ziekenhuis ligt, en haar enige steun en toeverlaat - wat Annika geweest dacht te zijn na drie jaar intensief app verkeer - was langskomen om haar spulletjes op te halen, hadden meerdere zorgmedewerkers echt wel kennis willen maken met haar. Toevallig heb ik zelf jarenlang gewerkt in precies dat ziekenhuis als schoonmaakster waaronder ook het Brandwondencentrum. Niet om ander zorgpersoneel tekort te doen, maar volgens mij zijn er weinig plekken te vinden waar meer betrokken medewerkers rondlopen dan in het Brandwondencentrum (een vriend van mij die er heeft gelegen spreekt nog altijd met tedere weemoed over het personeel). Als je als onderzoeksjournalistiek team maandenlang in de veronderstelling kunt leven dat zorgpersoneel dermate kil, berekend en koud is dat ze nul fuckjes geven om een misbruikt meisje wat jarenlang op een IC ligt (en er maar één 24 jarige verpleegster is die er wat van zegt), dan vraag ik mij serieus af of je met zo een zwartgallig mensbeeld überhaupt nog wel in staat bent het werk met open vizier te doen.
Zembla verpest het hier ook voor de rest: ik begrijp steeds beter waarom sommige woordvoerders drie octaven hoger gaan praten als je vraagt om een simpel achtergrondgesprekje met een bestuurder om wat meer te weten over hoe beleid tot stand is gekomen. Of waarom alles ‘op de mail’ gezet moet worden. Verzoeken voor interviews vaak blijven hangen in de hoop dat je vanzelf oprot. Dat persvoorlichters direct vragen naar ‘de insteek’ als je gewoon een tippie nabelt. Ik zou wel uitkijken als woordvoerder of instelling, want voor je het weet ben je mede-verantwoordelijk voor een (dit kan niet vaak genoeg herhaald worden) 13-jarige ingezwachtelde kale romp die door Satanisch kindermisbruik 3,5 jaar op de IC heeft gelegen.
Netflix-isering
De reconstructie van deze mislukte verificatie is niet alleen gênant voor alle onderzoeksjournalisten, maar exemplarisch voor een type journalistiek dat vorm, emotie en narratief boven controle van feiten plaatst. Een vriend noemde het de ‘Netflix-isering van de journalistiek’. Decennia aan Videoland-True Crime podcasts is over ons uitgestort. Alles moet spannend zijn. De wil om trending op TikTok te worden gehuld in een Gen-Z jasje is te groot.
Blijkbaar mag het ook de nodige belastingcenten kosten: een heel team van onderzoeksjournalisten was maandenlang bezig een verhaal te onderzoeken wat met een paar belletjes kapotgecheckt had kunnen worden. Dat je bronmateriaal bestaat uit ‘duizenden pagina’s’ is geen excuus: voor je überhaupt aan de slag gaat (je kunt ook gewoon beginnen met een steekproef?) check je eerst de bron van het materiaal, dan het materiaal zelf en daarna de inhoud van het materiaal. Dit verhaal was bij de eerste twee checks al omgekukeld.
De onderliggende fout is niet alleen dat de feiten niet werden gecheckt, maar de totale onwil om een verhaal dood te checken. Vorm nam functie over. In plaats van twijfel werd er dramaturgie toegepast. Waar scepsis hoorde, kwam sentiment. De journalist werd regisseur van een emotioneel Waargebeurde Woensdagavondfilm-script, niet meer onderzoeker op zoek naar een reconstructie.
Waar ik zelf de meeste moeite mee heb is dat ze de Catfish in kwestie aka ‘Roos’, de jonge vrouw die alles verzon en de journalisten om de tuin leidde, met haar stem herkenbaar in de podcast verschijnt. Het gaat hier om een overduidelijk diep mentaal getroebleerde jonge vrouw, maar vragen over de mentale gesteldheid van ‘Roos’ worden weggewuifd: ‘het gaat om haar daad’, aldus journalist Lizzy Diercks. Terwijl die daden juist een uiting zijn van haar geestelijke gesteldheid. De machtsverhouding is ook behoorlijk scheef: een jonge getroubleerde vrouw tegenover een team onderzoeksjouranlisten met een groot mediaplatform.
Dan kan Zembla wel doen alsof er een zwaarwegend publiek belang is (‘in tijden van fakenews’) maar feitelijk weegt hier het narratieve belang (het verhaal wat geen verhaal had mogen zijn moest alsnog rond) zwaarder. Door ‘Roos’ in de audio herkenbaar weer te geven, verplaatst Zembla impliciet de schuldvraag: van hun eigen falen naar de ‘dader’ die hen misleidde. Het publiek ervaart zo empathie voor de redactie en afkeer voor ‘Roos’, want de onderzoeksjournalisten zijn hier uiteindelijk het slachtoffer (niet van zichzelf, natuurlijk). Terwijl ook hier Annika, wederom, geen enkele kritische vraag krijgt: heeft zij niet jarenlang een psychiatrische patiënt ‘gevoed’ in haar wanen? Niets van dat, we krijgen in plaats daarvan een zelfrechtvaardigende Zembla-show.
Het is overigens een trend die ik herken in de journalistiek. Het liefst vinden we een boefje, een barbertje om te hangen. Een verhaal moet iets blootleggen wat ‘erg’ is. Het moet ‘een misstand’ aan de kaak stellen. Je moet in een enkele zin kunnen uitleggen ‘waarom het belangrijk is’ in plaats van wat het vaker gewoon is: een doodsaaie optelsom van heel veel goedbedoelde maar desalniettemin kleine fuckups. Van luiigheden, slordigheden of heel laag-bij-de-gronds-effectbejag. Onterechte ‘moet toch kunne’-righeid. Bestuurlijke ijdelheid. Angst voor slechte publiciteit en daardoor in een politiek kramp schieten. Onbewuste incompetentie. Groepsdenken. Dat soort dingetjes. De toeslagenschandaal kwam ook niet door een enkele Sywert, en zelfs Sywert was maar een klein onderdeel van een veel groter verhaal over bestuurlijke incompetentie in crisistijd.
Onderzoeksjournalistiek is een grote grijze massa van twijfel, traagheid en ‘zo kun je het ook bekijken’-momenten. De meesten collega’s herkennen wel de paranoia van vlak voor een publicatie midden in de nacht wakker schrikken en jezelf wijsmaken dat je geen verhaal hebt, dat het niets is, dat je overdrijft om vervolgens in je hoofd alle zijpaadjes af te gaan en af te dichten om vervolgens om 6:00 voor de twintigste keer de brontekst te bekijken, of de database na te lopen. Wanneer dit wordt ingewisseld voor cliffhangers, teaserteksten en voice-overs met dreigende muziek en ellenlange interviews met jezelf over jezelf verschuift de kern van waarheidsvinding naar een zoektocht naar aandacht.
En het erge is: het werkt ook nog. Duizenden hits en kritiekloze recensie van collega’s.
Het enige voordeel is dat dit soort ontsporingen genadeloos blootlegt wie zichzelf teveel (en het vak te weinig) serieus nemen.
Steun mijn werk om ook eens een keer maandenlang in een rabbithole te duiken om vervolgens een vijfdelig verhaal te maken over hoe ik eigenlijk NIETS heb gevonden maar dat dit JUIST een teken is van mijn strijd tegen populisme en fakenews: schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap.
Een eenmalige bijdrage is uiteraard ook mogelijk!







Ziekte van deze tijd; alleen maar vorm en geen inhoud.
Gevoelens als feiten presenteren.
Gelukkig zit er maar 9% BTW op deze hoogwaardige content voor de gewone man geproduceerd een kwaliteitsmedium.
Gefinancierd met een verhoging van de inkomstenbelasting op de laagste inkomens. Zoals het hoort.