Deze week werd de NOS beschuldigd van nepnieuws over Gaza, terwijl er geen sprake was van nepnieuws. Waar in de goede nog niet zo oude tijd onderbouwd bewijs voldoende was , is tegenwoordig het accepteren van bewijs volledig afhankelijk van de tribale reputatie van een bron.
Afgelopen week moest ik een paar keer terugdenken aan een politiek relletje uit 2020. Forum voor Democratie frontman Thierry Baudet plaatste een tweet waarin hij claimde dat twee “dierbare vriendinnen ernstig lastig” waren gevallen door vier Marokkanen in een trein, met daarachter aan nog wat dweperige kostuum-drama retoriek over het land redden van de ondergang:
De 'Marokkanen' in kwestie bleken controleurs in burger en de “dierbare vriendinnen” hadden geweigerd hun kaartje te laten zien. Baudet gaf later toe wellicht iets “te snel en te stevig” te hebben gereageerd, en “de kwestie te haastig in een bredere politieke context te hebben getrokken: de context namelijk van de gevolgen van de massale immigratie, integratieproblemen en het gebrek aan veiligheid dat vele Nederlanders daardoor dagelijks zien en ervaren”.
De feiten waren niet juist, maar mocht geen afbreuk doen aan de ervaring van vele Nederlanders. Oftewel: het is niet gebeurd, maar had waar kunnen zijn.
Pallywood-bloed
Deze week: de beschuldiging dat de NOS nepnieuws verspreidde door een foto te publiceren waarop een gewonde journaliste was te zien na de aanval van het Israëlische leger op het Gazaanse café Al-Baqa. Uit een kort filmpje van vijf seconden — waarin ze eerder het bloed bij haar oog vandaan lijkt te krabben dan erop te schminken, maar vooruit — zou ‘onweerlegbaar’ blijken dat het gaat om een actrice. Dat de journaliste, Bayan Abu Sultan, tevens bekend staat als Palestijnse activiste en 7 oktober-bejubelaar leek een wrange kers op de nepnieuws-taart.
Zelfs Ronald Plasterk stelde dat op basis hiervan dat de ‘publieke omroep verplicht is antwoord te geven’ op het gebruik maken van haar foto bij de berichtgeving:
Alleen blijkt uit meerdere fact-checks, waaronder door de huisvrienden van de NOS - GeenStijl, dat hier geen énkel overtuigend bewijs van is: “Sterker nog, alles wijst erop dat de foto echt na de aanslag is gemaakt”.
Om in de woorden van Baudet te blijven: er werd hier “te snel en te stevig” gereageerd. Maar waar Baudet in ieder geval nog toegaf iets te snel uit de heup te schieten, stelt Plasterk dat het probleem niet zozeer de valse beschuldiging van nepnieuws is, maar het feit dat mensen de NOS aanzien voor het verspreiden van nepnieuws (na die beschuldiging eerst zelf ook indirect te hebben gemaakt, well played Ronnie, well played):
Zowel Thierry Baudet als Ronald Plasterk reageren op een feitelijke weerlegging (“de Marokkanen” die NS controleurs bleken, “de actrice” die toch écht slachtoffer van Israëlische aanval bleek) door de aandacht te verschuiven naar een groter probleem waarbij het zojuist empirisch weerlegde symptoom een voorbeeld van zou moeten zijn. Een retorisch trucje wat deze week bij meerdere opiniemakers in zwang bleek te zijn.
’Wat boeit het of die cijfers precies kloppen, de feiten spreken voor zichzelf!’
Afgelopen week kwam bijvoorbeeld ook in het nieuws dat “meer dan de helft van de jongeren nadenkt over emigratie”. Dit vooral dankzij onoplettende journalisten die te lui en/of te dom zijn om persberichten van bedrijven — die claimen dat uit hun WC Eend onderzoek blijkt dat er meer van hun dienst/product nodig is — linea recta in de prullenbak te sodemieteren.
Een claim die, zoals Volkskrant-wijsneus Maarten Keulemans op X constateerde, vrij makkelijk kan worden gemaakt door een welbekende truc: categorieën uit een enquête bij elkaar optellen. De categorie jongeren die aangaven te willen emigreren werden opgeteld bij de categorie jongeren die aangaven ooit misschien te willen emigreren. Zo kom je wel tot dat percentage van meer dan de helft natuurlijk.
Telegraaf-journalist Wierd Duk ging nat omdat hij in het TV-programma Nieuws van de Dag dit “onderzoek’” aanhaalde zonder daar zelf eerst kritisch naar te hebben gekeken. Hij gebruikte het vooral als haakje om denkbeelden die hij zelf heeft - over onder meer jongeren die het krijgen van kinderen uitstellen en migratie in bredere zin - nog eens te herhalen. De onjuistheid van cijfers maken daarom niets uit, zo klonk het op social media, want “de feiten spreken voor zichzelf”.
Nu klinkt deze redenatie (‘wat boeit het of de cijfers precies kloppen, de feiten spreken voor zich’) als een konijn op crack, maar in plaats van toe te geven in het vervolg misschien wat beter te moeten kijken / lezen - kiest Duk ervoor om deze totaal gestoorde redenatie (a) niet tegen te spreken en (b) er een schepje bovenop te doen door toe te voegen dat het niet openhouden van de ogen en oren open voor de feiten precies hét probleem is bij linkse mensen.
Ja, weet je. Schiet mij maar lek.
Liever verdachte feiten dan intuïtie
Wat hier steevast gebeurd is een omdraaiing van de bewijslast: niet de spreker moet bewijzen dat wat hij beweert klopt, maar jij moet maar bewijzen waarom jouw feitelijke weerlegging legitiem is.
De reactie van Duk (“juist dát is het probleem bij linkse mensen”) is een klassiek gevalletje van tribalisme: claims worden gewogen op basis van de groep waarvan ze komen. In dit geval kwam de weerlegging van Maarten Keulemans (Volkskrant) en GroenLinks-partijbaron Huub Bellemakers (die nota bene ooit campagne voerde met de slogan ‘gratis bier voor iedereen’) ‘van links’. Een weerlegging die zorgde voor cognitieve dissonantie, want ze kwam immers niet overeen met de eigen morele intuïtie. Als de feiten daar niet aan voldoen, worden de feiten verdacht gemaakt - niet de eigen intuïtie.
Het is een kwaaltje waar overigens zowel links als rechts last van hebben. Om even in Gaza-sferen te blijven: zie bijvoorbeeld hoe Partij voor de Dieren (PvdD)-kamerlid Ines Kostić UN Watch beschuldigde van het verspreiden van desinformatie en het een ‘schande’ noemde dat diens directeur, Hillel Neuer, was uitgenodigd in de Tweede Kamer. Ook hier worden primaire bronnen (zoals de rapporten van UN Watch) niet zelf gelezen en op de inhoudelijke merites beoordeeld, maar wordt de bron op voorhand gediskwalificeerd omdat ze uit de verkeerde hoek komt. In dit geval een NGO die pro-Israël en kritisch op de Verenigde Naties is.
Of wat te denken van Jesse Klaver (GroenLinks) die zijn eigen ‘dit had waar kunnen zijn’-tje had in de vorm van de totaal uit de lucht gegrepen claim dat ‘migranten Nederland hebben opgebouwd’. In progressieve kringen worden feitelijke onjuistheden net zo goed gebagatelliseerd omdat de onderliggende morele boodschap te lekker klinkt én past in het eigen wereldbeeld.
Deze week was niet alleen het zoveelste bewijs dat zowel links als rechts in de eigen tribale konijnenhol kukelen, maar viel ook op dat rechts en links - misschien juist door dat andere wereldbeeld - allebei nét even anders op dissidente geluiden uit de werkelijkheid reageren.
Ironie werkt twee kanten op
Het zijn immers voornamelijk rechtse commentatoren en politici die zich de godganse dag beroepen op feitelijkheden. Zíj zijn immers realisten. Mensen die alleen maar vragen stellen. Links zit in een bubbel. Vol wegkijkers. De werkelijkheid laat zich niet wegdeugen.
Deze arrogantie — vaak te herkennen aan de monosyllabe capslockclaims (FEIT!) op de socials — maakt het des te onhebbelijker wanneer diezelfde ‘realisten’ zich in allerlei bochten wringen om feitelijkheid ondergeschikt te maken aan het bevestigen van het eigen wereldbeeld. Want zodra de feiten tegenvallen komen de welbekende ‘het voelt wel zo voor mensen’, ‘het zou zomaar gebeurd kunnen zijn’, ‘ik hoor jou niets zeggen over XYZ’, en ‘het gaat om het onderliggende probleem’ riedels voorbij. Zelfs de ontkenning van de werkelijkheid wordt verpakt als feitelijke constatering (‘daar moet je je zorgen over maken!’).
Mijn vermoeden is dat dit komt omdat rechts-populistische stromingen zichzelf vaak legitimeren met ervaringskennis. Observaties van de ‘gewone burger’. Wanneer wetenschappelijk onderzoek of statistiek deze observaties of ervaringen van burgers nuanceren, wordt dit vaak gezien als het bagatelliseren van problemen. Als een directe aanval op wat iemand heeft meegemaakt of ziet gebeuren in zijn of haar omgeving. Gevolg: de kritiek, hoe valide ook, wordt muito rapido weggezet als product van de ‘linkse elite’ (ambtenaren, journalisten, wetenschappers).
Gevestigde en institutioneel linkse partijen daarentegen leunen veel meer op systeemdenken. Je racistische buurman is geen individuele klootzak maar een uiting van systemisch racisme. Maatschappelijke uitdagingen zijn veel te belangrijk om over te laten aan een ideologisch politiek debat, maar moeten technocratisch aangevlogen worden. Het liefst op basis van wetenschappelijke concensus. Zie bijvoorbeeld het depolitiseren en modeldenken rondom klimaat en stikstof.
Wanneer deze ‘neutrale’ modellen worden bekritiseerd, is de primaire reactie het systeem te verdedigen - ten koste van degene die het bevraagd. Soms wordt het bevragen van het systeem zelfs weg gezet als anti-democratisch of een aanval op de rechtsstaat. Denk bijvoorbeeld aan de drek die kritische migratiewetenschappers zoals Jan van der Beek, Steije Hofhuis en Ruud Koopmans over zich heen krijgen, simpelweg omdat ze doen wat ze als wetenschappers behoren te doen: de robuustheid van modellen toetsen en indien nodig te bevragen. Deze week nog zag ik hoe filosoof Maarten Boudry het ineens moet ontgelden sinds hij het in zijn hoofd haalde om met zijn boek (Het verraad aan de verlichting) een progressieve kritiek op het progressieve model van denken te formuleren.
Waar rechts vooral snel een handje heeft om tekeer te gaan tegen ‘de elite’ als ze worden geconfronteerd met feiten die niet lekker liggen, gaat links (zo is mijn rechts-populistische ervaringsobservatie in dezen) direct op de man spelen.
Links verdedigt het model, zelfs als meerdere casussen of onderliggende aannames niet kloppen. Rechts heeft de neiging voorrang te geven aan de casus, zelfs als het model hierdoor hapert. De ironie werkt eigenlijk twee kanten op. Rechts claimt de feiten, maar gaat direct relativeren zodra de feiten ze niet uitkomen. Links claimt de systeemkennis, maar drukt hysterisch elke casuïstiek de kop in die het model bevraagd.
Ik weet niet welke van de twee erger is.
Deze artikelen zijn gratis te lezen, maar niet gratis te maken. Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige donatie is uiteraard ook mogelijk!