Net als het kabinet Rutte IV knalde het kabinet Schoof I vlak voor het Tweede Kamerreces – en de zomervakanties – in elkaar. Nieuwe verkiezingen betekent ook nieuwe verkiezingsprogramma’s, maar hoe draai je die zo snel in elkaar?
Twintig jaar geleden studeerde ik in Italië. 2005 was politiek gezien uitzonderlijke periode. Eentje waar het knetterconservatieve dorp waar ik woonde (ter illustratie: binnen een week stond de lokale priester op de stoep om te informeren naar de relationele status van mijn beste vriend en ik, of we nog van plan waren te trouwen of op zijn minst naar de kerk te komen) extreem mee in zijn nopjes was. De regering Berlusconi II was immers het langst zittende naoorlogse kabinet tot dan toe: drie jaar en tien maanden. Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn er in totaal 68 kabinetten geweest met een gemiddelde zitduur van 13 maanden. Kortzittende kabinetten zijn, kortom, Italiaanse toestanden.
Toestanden waar we in Nederland in toenemende mate ook mee te maken krijgen, want de afgelopen vijftien jaar zat alleen Rutte II de rit helemaal uit. Tussen 2010 en 2023 vielen drie van de vijf kabinetten voortijdig en daalde de gemiddelde kabinetsduur naar 3,2 jaar, een schril contrast met de meer stabielere periode vanaf de jaren ‘80 tot 2006.
Voordeel van een vroegtijdig vallend kabinet is dat er in een jaar niet heel veel veranderd: verkiezingsprogramma hoef je niet helemaal opnieuw te schrijven, prutsers kun je vroegtijdig via de zij-uitgang lozen, coalitiepartijen kunnen de focus verschuiven van impopulair kabinetsbeleid naar sterk scorende verkiezingsthema’s én zichzelf neerzetten als de partij die pal voor hun idealen bleef staan.
Ook voor journalisten is het prettig, want sommige dingen blijven tijdloos: zoals het samenstellen van een verkiezingsprogramma. Over welke radartjes er gaan draaien binnen een partij zodra de boel klapt, interviewde ik eerder de voorzitters van de partijprogrammacommissies (zeg dat maar eens vijf keer snel achter elkaar) voor Vrij Nederland. Uitstekend moment om dit - terwijl de campagne lekker net op stoom begint te komen - eens in herinnering te brengen. Want kiezers baseren zich misschien meer op soundbites dan het doorakkeren van verkiezingsprogramma’s, maar het uiteindelijk de documenten - en niet de oneliners uit TV-debatten - waarmee de winnaars straks aan een formatietafel gaan zitten.
Gratis bier voor iedereen
Verkiezingsprogramma’s spelen een belangrijke rol tijdens de campagne. Het Centraal Planbureau (CPB) rekent ze elk jaar door en vergelijkt ze onder de noemer ‘Keuzes in Kaart’. Hoewel zo’n vergelijkende doorberekening beloftes van ‘gratis bier’ voorkomt, groeit de kritiek. Zo straffen de modellen die het CPB gebruikt bepaalde investeringen (in bijvoorbeeld onderwijs en innovatie) af. Ook gaat het CPB voor de komende periode uit van 1 tot 1,3% economische groei: een extra prikkel voor partijen die niet graag investeren.
Politieke partijen gaan vervolgens de boer op met de schattingen uit de CPB-berekeningen, die steevast zorgen voor krantenkoppen als ‘kampioen werkgelegenheid’ of ‘rekening bij volgende generaties’. Kant-en-klare slogans waar campagne op kan worden gevoerd.
Sweder van Wijnbergen, econoom aan de Universiteit van Amsterdam en voormalig secretaris-generaal op het ministerie van Economische Zaken, waarschuwde tijdens de vorige verkiezingen in EenVandaag dat partijen de modellen gamen: ‘Ze weten inmiddels wel waar ze op moeten inspelen. Partijen stemmen hun maatregelen zo af, dat ze de gewenste resultaten krijgen van de doorrekening van het CPB. Dat is namelijk weer goed voor de campagne.’ Hierdoor wordt het voor kiezers lastig het verschil aan te geven tussen partijen met gedegen economische plannen en partijen die gewoon handig naar een goed CPB-rapportcijfer hebben toegeschreven.
BBB, Partij voor de Dieren, PVV en SP laten hun programma deze verkiezingsronde niet doorrekenen. ‘We hebben een ideeënstrijd nodig, geen boekhoudersdebat,’ stelde SP-lijsttrekker Lilian Marijnissen.
Vanwege tijdgebrek heeft het CPB zelf laten weten de politieke plannen niet te kunnen doorrekenen voor de lange termijn.
Rabobank-economen Frank van Es en Hugo Erken, voorheen werkzaam bij het CPB, waarschuwen dat dit een kortetermijnvisie beloont. ‘Je kunt nu makkelijker het mes zetten in onderwijsuitgaven om dekking te zoeken voor een korte-termijnvoordeel, zoals belastingkorting,’ aldus Erken. Hoewel beiden kritisch zijn op het huidige CPB-model, waarschuwen ze voor de trend van politieke partijen die de inhoudelijke kritiek op het CPB aangrijpen als excuus om helemaal geen doorrekening meer te laten doen.
‘De controle van het CPB betekent ook dat partijen worden bevraagd op wat ze precies willen,’ legt Van Es uit. Zo kunnen partijen in hun verkiezingsprogramma verschillende woorden gebruiken terwijl ze hetzelfde bedoelen. Tegelijkertijd komen partijen door de CPB-controle niet weg met generieke kreten zoals ‘weg met kunstsubsidies’: ze moeten concretiseren wat ze verstaan onder subsidies, en wat ze verstaan onder kunst, voordat er een prijskaartje aan de maatregel kan worden gekoppeld. Zo dwingt het partijen om concreet en dus ook controleerbaar te worden.

Hoe concreter, hoe beter
Zoals de schrijvers van verkiezingsprogramma’s de doorrekening van het CPB incalculeren, zo houden ze ook rekening met de manier waarop de Kieswijzer er gebruik van maakt om kiezers stellingen voor te leggen. Het helpt als er uit het programma concrete stellingen te halen zijn in de vorm van specifieke maatregelen (moet er een nieuwe kerncentrale worden gebouwd?) of standpunten (hoort Nederland in de EU?). Hoe concreter, hoe beter.
Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn (VVD) was in zijn tijd als voorzitter van de verkiezingsprogrammacommissie glashelder: een programma moet niet alleen CPB-proof, maar ook ‘Kieswijzerproof’ zijn.
Bij elke partij gaan er radertjes draaien zodra een kabinet valt, maar het aantal tandwieltjes verschilt per partij.
‘Dat is wel een heel nihilistische opvatting,’ zegt zijn D66-evenknie Hans Vijlbrief lachend, ‘maar natuurlijk letten we daar op.’
Christophe van der Maat (VVD) laat weten dat de liberalen hebben besloten zich ‘écht eerst op ons eigen verhaal te richten en daarmee de boer op te gaan’. Toch zegt ook hij dat het verkiezingsprogramma wel concreet moet zijn ‘zodat de kiezer weet wat ze aan ons hebben, en de Kieswijzer er ook wat aan heeft’.
Bruikbare input
Maar voordat verkiezingsprogramma’s een rol gaan spelen in het verkiezingsgeweld, moeten ze eerst worden geschreven. Doorgaans door een allegaartje van fractiemedewerkers, lokale en nationale (oud-)politici en wetenschappers met een politiek hart. Wetenschappelijk bureaus en leden – die vaak via ledennetwerken actief zijn – dragen allemaal hun steentje bij, maar ook lobbyisten en allerhande belangenorganisaties proberen iets in het program te krijgen.
Bij elke partij gaan er radertjes draaien zodra een kabinet valt, maar het aantal tandwieltjes verschilt per partij. Waar Thierry Baudet, partijleider van Forum voor Democratie, het programma van zijn partij helemaal zelf schrijft (op basis van zijn boeken), hebben de traditionele partijen vaak een permanente verkiezingsprogrammacommissie.
Deze commissie, bestaande uit partijprominenten, blijft tussen de campagnes door slijpen aan standpunten en ideeën. ‘Die permanente commissie kan meeschrijven aan het programma,’ vertelt Hans Vijlbrief (D66). Net als de Van Mierlostichting, het wetenschappelijk bureau van D66. ‘Daar wordt een langetermijnvisie ontwikkelt. Daarnaast geven medewerkers vanuit de Tweede Kamerfractie ook veel bruikbare input,’ aldus Vijlbrief.
Bij de Partij voor de Dieren leunt het partijprogramma traditioneel ook sterk op de Tweede Kamerfractie. ‘We hebben een stuk of veertien debatten over klimaat gehad de afgelopen periode, dus op dat terrein kunnen onze standpunten niet actueler,’ aldus Kamerlid Christine Teunissen.
Bij de ChristenUnie hadden ze toevallig nét afgelopen voorjaar besloten ook een permanente commissie in te stellen, vertelt voorzitter van de verkiezingsprogramcommissie Roel Kuiper. Er was al een heidag geweest met de leden om ‘de grote thema’s voor de komende tien jaar te identificeren’, maar dat was nog een commissie-in-wording. ‘We waren eigenlijk pas begonnen met onze analyse van wat er aan de hand is in Nederland, met ons politiek bestel en hoe we daar als ChristenUnie mee om moeten gaan. Dat proces is nog niet helemaal voltooid,’ aldus Kuiper.
De onverwachte verkiezingen zorgen voor een flinke druk op de organisatie. Ideeën waar de partij nog even rustig op hadden willen kauwen, moeten nu binnen twee maanden uitgewerkt op papier staan als concrete politieke plannen. ‘Met het pistool op de borst moet je ergens iets van vinden, maar gelukkig zijn we een partij die al eventjes bestaat dus we hoeven het ook weer niet uit onze tenen te halen,’ aldus Kuiper
.
Grondbeginselendiscussie
Anders is dit voor relatief nieuwe partijen, zoals JA21 die voor de tweede keer een verkiezingsprogramma opstelt. De eerste keer ging ook met stoom en kokend water. Nadat Annabel Nanninga en Joost Eerdmans zich afsplitsten van Forum voor Democratie werd er een ‘voorlopig oprichtingsbestuur’ aangewezen om binnen een maand met een kieslijst en een programma te komen. ‘Als partij zijn we net begonnen met een grondbeginselendiscussie. Het plan was om hier komend najaar tijdens openbare bijeenkomsten met leden over in discussie te gaan,’ vertelt Rick Maas, voorzitter van het JA21-programma. De timing was om meer redenen niet ideaal. ‘Veel mensen waren op vakantie. Ik zat in Praag met slecht bereik, een ander in Roemenië, maar we moesten toch om tafel en een plan van aanpak maken,’ vertelt Maas.
Bij het nalopen van de progressieve stellingen in het Kieskompas bleken GroenLinks en PvdA op thema’s zoals woningbouw, werkgelegenheid en natuurbeheer lijnrecht tegenover elkaar te staan.
De vakantieperiode is een rode draad door alle gesprekken. Online overleg werd opgeleukt met cipressen op de achtergrond of voorgezeten vanaf een camping in de Achterhoek. Kleinere partijen moeten ervoor waken dat niet alle energie nu al wordt opgesoupeerd. ‘Het is niet de bedoeling dat we de komende zes weken niet slapen, want dan zijn we voor de campagne de goede mensen ook juist weer kwijt,’ vertelt Marieke Koekkoek van Volt. Het Tweede Kamerlid werd voorzitter van de programmacommissie, en hoewel de partij geen ‘permanente commissie’ heeft, hoefden ze het wiel niet helemaal opnieuw uit te vinden. ‘We zijn onderdeel van Volt Europa, dus daar ligt niet alleen al een inhoudelijke basis maar er wordt ook veel kennis opgedaan over campagnevoeren. Er is immers altijd wel ergens in Europa een verkiezingscampagne gaande.’
Accentverschillen
Ondanks de tijdsdruk komen partijen niet weg met het knippen en plakken uit het vorige verkiezingsprogramma. De vorige verkiezingen vonden midden in coronatijd plaats en ondertussen is vooral door de oorlog in Oekraïne de geopolitieke situatie compleet veranderd. ‘We kunnen bouwen op wat we aan infrastructuur in de partij hebben,’ aldus Christophe van der Maat (VVD), maar, zegt hij, ook financieel is er het nodige veranderd. ‘Het heeft geen zin om dure kerstballen in de boom te hangen, want de zakken die tijdens de vorige verkiezingen nog diep waren, zijn de afgelopen jaren aardig leeg geraakt.’
Bij GroenLinks en PvdA komt hier nog bovenop dat ze niet alleen in relatief korte tijd en in een vakantieperiode een verkiezingsprogramma moesten opstellen, ze moesten ook nog een gezamenlijk programma optuigen. De twee linkse partijen zitten midden in een ideologische reorganisatie. De twee voorzitters – de directeuren van de wetenschappelijke bureaus – zijn dan ook niet beschikbaar voor interviews ‘vanwege de volle agenda’s’. Wel laat GroenLinks-woordvoerder Hannah Eigeman per mail weten dat ‘Noortje Thijssen (GL) en Tim ‘S Jongers (PvdA) al samengewerkt hebben aan het discussiestuk over linkse samenwerking’. Ook wordt verwezen naar de lijstverbinding tussen de partijen tijdens de Provinciale Statenverkiezingen begin dit jaar.
Dat er eerder sprake lijkt van een electorale symbiose dan van ideologische samenwerking, bleek uit een inventarisatie van Nieuwsuur. Bij het nalopen van de progressieve stellingen in het Kieskompas bleken GroenLinks en PvdA op thema’s zoals woningbouw, werkgelegenheid en natuurbeheer lijnrecht tegenover elkaar te staan. Vanuit het progressieve hoofdkwartier klinkt nu dat er ‘natuurlijk accentverschillen zijn, maar het niet gaat om “of-of” maar om “en-en”.’ Hoe dat er concreet uit gaat zien? ‘Dat gaan we laten zien met het programma waar we nu aan werken.’
Helpende handen
Alle partijen maken bij het schrijven van hun programma’s in eerste instantie gebruik van kennis die al binnen de partij aanwezig is. Gevestigde partijen hebben een permanente commissie voor de verkiezingen, en op PVV en Forum voor Democratie na hebben ze allemaal een thematische partijcommissie of partijnetwerken. Hierin komen leden met een specifieke achtergrond (bijvoorbeeld zorg, economie of klimaat) op regelmatige basis bij elkaar om de partij van inhoudelijke kennis te voorzien. Buiten de verkiezingen vormen deze netwerken een extra poot in de modder voor bijvoorbeeld Tweede Kamerleden, die via deze netwerken door partijgenoten vanuit diverse sectoren kunnen worden bijgepraat over de consequenties van bepaalde plannen. In verkiezingstijd wordt doorgaans van deze commissies en netwerken gevraagd hun standpunten en ideeën aan te leveren.
‘De hele partij wordt gemobiliseerd, dus we krijgen ook veel binnen via raadsleden en wethouders,’ aldus CDA’er Ralph van Diederen. ‘Die hebben naast hun gemeentewerk vaak ook nog een baan en brengen vervolgens hun ervaring mee naar de partij. Dat geeft een heel breed beeld.’
Helpende handen komen niet alleen vanuit de partij zelf, maar ook van buiten. Belangenorganisaties weten precies wanneer het moment daar is om hun slag te slaan. Sieta van Keimpema, woordvoerder van Farmers Defence Force, zei medio augustus tegen het ANP dat ze ‘het hele landbouwprogramma’ hadden opgesteld van Belang van Nederland (een partij die sowieso goed is in ombudspolitiek), ‘dus we hebben nu al carte blanche.’
De lobby voor de verkiezingsprogramma’s kenmerkt zich door een spray and pray-attitude. Op alle partijen wordt een digitale supersoaker gericht in de hoop dat er wat blijft hangen.
Het volledig laten opstellen van een hoofdstuk door een belangenorganisatie gaat de meeste politieke partijen te ver, maar lobbyisten en allerlei belangenbehartigers proberen wel invloed uit te oefenen vanwege de rol van het verkiezingsprogramma ná de verkiezingen: bedrijven en organisaties hopen dat er iets van hun belangen in het regeerakkoord terechtkomt.
De lobby voor de verkiezingsprogramma’s kenmerkt zich door een spray and pray-attitude. Op alle partijen wordt een digitale supersoaker gericht in de hoop dat er wat blijft hangen. ‘We krijgen honderden e-mails van belangenverenigingen, bedrijven en ngo’s binnen. Vaak is dat een standaard bericht waarvan de kop is aangepast op onze partij,’ vertelt Rick Maas (JA21). Ook delen organisaties vaak een ‘position paper’ via LinkedIn en taggen hierin de voorzitters van de programmacommissies. Doorgaans worden de binnengekomen mails geordend in mappen of een Excel-sheet waarop de geleverde input wordt bijgehouden. Grotere partijen splitsen die op per beleidsterrein zodat interne partijexperts ook nog even kunnen meekijken. Bij Volt hebben ze een geïmproviseerd lobbyregister toegevoegd aan het verkiezingsprogramma. ‘We geven bij interne documenten via een voetnoot aan waar het vandaan komt en hoe we de input hebben verwerkt,’ vertelt Marieke Koekkoek. Het plan is om dit vervolgens te delen met de leden ‘zodat zij ook kunnen zien waar standpunten vandaan komen, we willen daar transparant in zijn.’
Verenigde belangen hebben een betere kans te beklijven dan die van losse organisaties die ongericht mailboxen tot ontploffing brengen. Zo hebben milieuorganisaties – van Greenpeace tot aan Stichting Noordzee – zich georganiseerd in de Groene Elf met een vaste lobbyist in dienst die het jaar rond hun belangen behartigt. Werkgevers en werknemersverenigingen kunnen op hun beurt rekenen op de infrastructuur van de polder, en hebben de ingangen om uitgenodigd te worden voor een gesprek. Soms met de voorzitter, soms met een fractiemedewerker die alle informatie namens de commissie ophaalt. Verschillende partijen zeggen dat er dit keer door de tijdsdruk minder tijd is om met organisaties te praten. ‘We hebben dat vanuit D66 zoveel mogelijk beperkt tot de institutionele partijen, zoals werkgevers en werknemers, maar ook klimaatorganisaties omdat dit voor ons een zeer belangrijk thema is,’ aldus Hans Vijlbrief.
Welke organisaties vragen om een gesprek, verschilt overigens sterk per partij. ‘Shell of VNO-CNW kloppen bij ons niet eens aan, die weten ook wel dat het een kansloze missie is,’ lacht Christine Teunissen, Kamerlid voor Partij voor de Dieren en voorzitter van de verkiezingsprogrammacommissie. Ze herinnert zich hoe de partij voor het vorige programma zelf aanklopte bij de Dierenbescherming en aanverwante organisaties om te vragen om input.
En er zijn ook lobbymogelijkheden ná de verkiezingen. Bestuurskundige Wilmar Bolhuis vergeleek voor zijn promotieonderzoek de verkiezingsprogramma’s met de daaropvolgende regeerakkoorden (1986-2017) en concludeerde dat vooral beloofde lastenverlichtingen voor burgers niet worden nagekomen, en lastenverzwaringen voor bedrijven vaak toch niet doorgaan. Zo ook in Rutte IV: ‘ondanks de grote verkiezingsbeloftes met belastingverhogingen voor bedrijven, vermogenden en vervuilers en een lastenverlichting voor burgers is er gekozen voor een praktische standstill,’ concludeerde Bolhuis na een analyse van het laatste regeerakkoord.
Handboek soldaat
Als de programmacommissie een verkiezingsprogramma op papier heeft, is er meestal nog een mogelijkheid voor de fractievoorzitter in de Tweede Kamer (of de lijsttrekker) om het concept te voorzien van op- en aanmerkingen. Daarna is het tijd voor de leden om er iets van te vinden
Partijleden kunnen dit doen door amendementen in te dienen bij het bestuur, waarover op het partijcongres kan worden gestemd. In sommige gevallen zal de programmacommissie hierin adviseren. Soms kunnen amendementen die sterk op elkaar lijken worden samengevoegd, soms is het een kwestie van een dubbelzinnige interpretatie die moet worden aangescherpt. ‘Dat moet nu ook allemaal in een paar weken,’ merkt Roel Kuiper van de ChristenUnie op. ‘Alles wat je anders in een jaar doet, moet nu even in twee maanden.’
Desondanks zien alle partijen die we spreken deze periode als een moment om de banden met de leden weer aan te halen. ‘We kunnen nu even bezig zijn met ons eigen verhaal, zonder coalitiepolitiek en klachten daarover op het congres,’ aldus Van der Maat (VVD). ‘Uiteindelijk zijn mensen ook lid van onze club omdat ze iets willen met Nederland.’ Bij het CDA zien ze ‘de leden wakker worden’ en de ChristenUnie is blij ‘om het eigen verhaal weer eens te vertellen’. Volgens Kuiper word je als partij in een coalitie immers onbewust ‘toch wat bestuurlijker’.
Alleen D66 is open over de eventuele toekomstige rol van hun verkiezingsprogramma in de formatie. ‘Het is niet moeilijk om honderd wensen op te schrijven, wel moeilijk om het zo te doen dat de fractievoorzitter er mee uit de voeten kan. Enerzijds is het een boekwerk dat zegt waar we staan en waarom je op ons moet stemmen, maar elke partij weet heel goed dat het straks ook een handboek soldaat kan zijn voor de formatie.’
Dit artikel verscheen eerder in Vrij Nederland
Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige bijdrage is uiteraard ook mogelijk!