Strakke serieuze gezichten op de burelen van de NRC en aanverwante media: Defensie had weer eens wat bewijsmateriaal ‘vergeten’ mee te sturen. Dit keer beeldmateriaal van de schade die was aangericht na het Nederlandse bombardement op het Iraakse Hawija in 2015. Hoe een krampachtig ministerie steevast haar eigen (moreel verontwaardigde) tegenstander mobiliseert.
Afgelopen week moest ik regelmatig aan Ivor Wiltenburg denken. Ik leerde de landmachtofficier kennen als krijgsmachtwetenschapper op de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), waar ik wel eens een gastcollege geef en waar hij promoveerde. We konden het direct met elkaar vinden. Keihard lachen tijdens appverkeer met elkaar vinden. Het plezier van onze gedeelde aversie tegen onnodige, dure rapporten (omdat Defensie zelf ook kennis in huis heeft om open deuren in te trappen), luchtfietserij en IJdele Hotemetootjes™ zo treffend mogelijk verwoorden, maakte dat ik hem direct zijn taalnazi-screenshotjes vergaf als ik weer eens verbindingsstreepje had gezet bij ‘langeafstandsraketten’.
Ivor is helaas 1,5 jaar geleden overleden en voor degenen die niet het plezier hebben gehad hem te kennen: collega’s wisten hem in een In Memoriam in de T. treffend neer te zetten. Afgelopen week betrapte ik mezelf erop dat ik uit reflex een linkje naar hem toe wilde sturen als openingssalvo (‘check dit dan!’) voor een gedachtewisseling. 100% zeker dat hij namelijk ‘iets had gevonden’ van de laatste ontwikkelingen op het Hawija-dossier.
Tekenen bij het Amerikaanse campagneplan-kruisje
Het Nederlandse bombardement op het Iraakse Hawija dateert alweer van tien jaar geleden, maar was afgelopen week volop in het nieuws. In 2015 maakte Nederland onderdeel uit van de internationale coalitie tegen ISIS alwaar in juni dat jaar Nederlandse F-16’s een autobommenfabriek van ISIS moesten uitschakelen. Hierbij vielen 85 burgerdoden. De Nederlandse betrokkenheid bij deze luchtaanval werd onthuld door onderzoeksjournalisten van NRC en NOS.
Dát er burgerslachtoffers vallen tijdens militaire inzet, is eerder een gegeven dan een vraag. Toch reageerden Kamerleden verbolgen en vroegen direct aan toenmalig minister Jeanine Hennis (VVD) of er sprake was van ‘Nederlandse betrokkenheid’ bij de verhalen over burgerdoden.
Terwijl: Nederland was onderdeel van een internationale coalitie. In de Kamerbrief uit 2014 is vrij nauwkeurig te lezen waar de Tweede Kamer zelf mee had ingestemd: een militaire hulpvraag vanuit de Iraakse regering om (met zes F-16’s) luchtsteun te leveren aan hun strijd tegen ISIS:
De inzet van het luchtwapen wordt gecoördineerd vanuit het Joint Forces Air Component Command in Koeweit, waar ook Nederlandse staffunctionarissen worden aangesteld.
Onder leiding van de Verenigde Staten wordt momenteel een campagneplan ontwikkeld. Hieraan leveren een aantal Westerse landen en landen uit de regio bijdragen. De brede internationale opzet dient niet alleen militair-operationele doelen, maar ook politieke en humanitaire doelen.
Dit maakt de juridische vraag over wie nou precies verantwoordelijk is voor een luchtaanval niet strikt beperkt tot het vlaggetje wat toevallig op de F-16-van-dienst is geplakt.

Zero tolerance
Enerzijds is de verontwaardiging van een Tweede Kamer die uit buitenlandse media moet vernemen dat er burgerslachtoffers zijn gevallen bij een mogelijk ook Nederlandse inzet begrijpelijk, tegelijkertijd is het problematisch dat de inzet vrijwel exclusief door het Nederlandse kokertje is bekeken. Want de randvoorwaarden voor de militaire inzet stonden in de eerdergenoemde Kamerbrief. Tegelijkertijd is de politieke reactie op deze vragen vanuit de Tweede Kamer minstens zo veelzeggend: er zou geen sprake zijn van burgerslachtoffers door Nederlandse inzet, anders had de Kamer dat wel geweten.
De zero tolerance-houding ten aanzien van burgerslachtoffers vanuit de Tweede Kamer en de politieke weigering vanuit het ministerie daar op normale wijze mee te engageren, zijn twee zijden van dezelfde munt.
Zo schreven wetenschappers van het Remote Warfare-project van de Universiteit Utrecht - mede naar aanleiding van de berichtgeving over Hawija - in 2023 een boek over langeafstandoorlogen (geen idee of hier een streepje tussen moet). Op zich is een boek over de omgang met burgerslachtoffers en de manier waarop hier politiek verantwoording wordt afgelegd uitermate belangrijk. Toch fileerde Ivor (terecht) dit boek omdat het meer concludeerde vanuit aannames dan vanuit empirisch bewijs.
Wanneer het gaat over het leveren van luchtsteun of de inzet van drones, wordt deze vaak in een adem genoemd met de veronderstelde mythe van ‘schone oorlog’. Vergeet niet: tien jaar geleden zaten we nog volop in het Dronebama tijdperk. Er leeft een vrij hardnekkig idee dat precisiewapens en de mogelijkheid om op afstand (met bijvoorbeeld drones) doelen uit te schakelen, zal leiden tot meer militaire inzet en dus ook tot meer burgerslachtoffers. Iets wat, zoals Ivor duidde, bij gebrek aan empirisch bewijs vooral blijkt te leven in de hoofden van de wetenschappers van de Universiteit Utrecht. Resultaat: ‘een rommelige j’accuse over burgerslachtoffers’ in het algemeen. Deels ook aangewakkerd door de weigering van Defensie om mee te werken aan het onderzoek, omdat daardoor juist die zijde onderbelicht bleef: ‘De belangen van politici en juristen wegen blijkbaar nog altijd zwaarder dan de uitgesproken wens om transparanter te zijn’.
Afgelopen week bleek zijn analyse nog altijd relevant. Het lijkt er soms op dat de veronderstelde ‘schone oorlog’ van frame is veranderd in (een overigens onhaalbare) politieke meetlat, waarmee het fenomeen van burgerslachtoffers op zichzelf al wordt gezien als reden om militaire inzet politiek te veroordelen. Extra vervelend wanneer een terreurorganisatie zoals ISIS autobommen opslaat in gebouwen tussen burgers of (dit klinkt bekend) een heel tunnelstelsel uitgraaft onder de woonwijken van dorpen die ze bezetten.
Daarnaast is het feit dát er burgerslachtoffers zijn gevallen, zelfs als een hele woonwijk is verdwenen, niet op zichzelf bewijs voor het plegen van een oorlogsmisdaad. Voor een aanval wordt er bijvoorbeeld een numerieke schatting gemaakt van het mogelijk aantal burgerslachtoffers, en afgezet tegen het militaire doel. Zo was het gegeven dat Bin Laden zich in zijn compound had opgesloten met zijn gezin (burgers), geen reden om de raid vervolgens af te blazen.
De vraag is dus of een dergelijke aanval proportioneel is en uit het handelen blijkt dat de intentie is geweest het aantal burgerslachtoffers zoveel mogelijk te beperken. Uit onderzoek van de commissie Sorgdrager naar de Nederlandse inzet - wat in januari al verscheen - blijkt dit het geval: de aanval op het complex in Hawija werd naar middernacht verplaatst omdat er eerder op de avond teveel mensen in de buurt zouden zijn. Toch: als ze van te voren hadden geweten dat er zeventig burgerdoden zouden vallen, was de aanval niet uitgevoerd.
Want (surprise surprise) als je de volledige campagneplanning overlaat aan de Amerikanen - zoals aangegeven in de Kamerbrief van 2014 - ben je dus ook afhankelijk van deze partner qua inlichtingen en inzetbepaling. En hier ging het mis: onderzoek van de New York Times liet in 2017 al zien dat veel van de eerdergenoemde numerieke schattingen of classificaties van wat wel of geen dreiging vormde, verkeerd waren. De onderzoeksjournalisten zagen een zekere mate van ‘confrimation bias’: observaties op zo een manier interpreteren dat het bevestigt wat je al dacht. Mensen die na een bombardement naar de plek des onheils gingen werden gezien als ISIS-srijders, niet als civiele hulpdiensten. Groepjes mannen op motors werden gezien als ‘strijders die in formatie reden’ en een voorteken van een ‘aanval’ in plaats van gewoon een groepje motorrijdende mannen.
Zo had het Ministerie van Defensie na de bombardement op Hawija de Tweede Kamer fijntjes kunnen wijzen op de missie waarmee ze zelf hadden ingestemd, maar tegelijkertijd toe kunnen zeggen eens kritisch te kijken op basis waarvan de inzet van Nederlandse F-16s had plaatsgevonden. Het kan immers nooit kwaad om, als een coalitiemissie eenmaal loopt, de inner workings even onder de loep te nemen in alle redelijkheid. Zeker als in de oorspronkelijke kamerbrief is te lezen dat de militaire kant nog moest worden ingevuld (‘nadere militaire planning’).
Dat had gekund.
Maar dit is politiek Den Haag, dus ‘in alle redelijkheid’ bestaat niet.
Jezelf politiek gijzelen
In plaats daarvan besloot toenmalig minister Jeanine Hennis (VVD) tegen de Tweede Kamer te vertellen dat ‘je ook een gedeelte van een gebouw kunt bombarderen. Het is zo precies. Het is niet zo dat je gelijk een complete wijk of regio platlegt. Dat komt door die smart weapons waarover ik sprak.’
“Ik kan me niet voorstellen dat het a slip of the tongue was”, vertelde een stafofficier over deze uitleg tegen de Commissie Sorgdrager: “Ik heb haar vier dagen eerder verteld over 400 vernietigde gebouwen en dat de kans op burgerslachtoffers ongetwijfeld daar is. De kans is klein dat er niets gebeurd is. En dan zeg je met droge ogen, tot nu toe doen we het allemaal super en zien we geen enkele aanleiding tot onbedoelde nevenschade. Dan denk ik, okay, volgens mij hadden we een andere briefing”. Zelfs de plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten krabde zich achter de oren en vroeg zich af of hij zijn boodschap wel ‘urgent genoeg’ had overgedragen aan minister Hennis.
Met deze woorden zorgde minister Hennis er eigenhandig voor dat elk fotobewijs van een platgelegde woonwijk neer zou komen op politieke fosfor. En met deze woorden gijzelde ze niet alleen zichzelf maar - door ministeriële verantwoordelijkheid - ook haar opvolgers, en daarmee deels ook ambtenaren op het ministerie.
De Tweede Kamer moest vervolgens bijna drie jaar wachten voordat het iets te horen kreeg over de gevolgen van de aanval, en nog een jaar voordat het ministerie openheid gaf over het aantal doden. Dit is niet de eerste keer (fotorolletje *kuch*): Nederland lijkt het erg moeilijk te vinden om transparant te zijn over de eigen militaire inzet. Tegelijkertijd lijkt de politiek in bredere zin geen enkel oog te (willen) hebben voor de complexiteit van een missie zodra je in een internationale coalitie zit, terwijl juist het werken in coalitieverband vaak een van de eisen is voor het goedkeuren van een militaire missie (looking at you, Tweede Kamer).
De noodzaak van het parlement snel en correct te informeren over wapeninzet is duidelijk maar het feit dat dit niet gebeurt - niet alleen door Hennis maar ook vervolgens door opvolger Ank Bijleveld (CDA) - laat zien dat er een politieke afweging wordt gemaakt in plaats van een rechtsstatelijke.
En niet richting de Tweede Kamer. De onderzoekers van de Commissie Sorgdrager moesten vervolgens 4 (zegge: vier!) jaar leuren alvorens tot een conclusie te komen, en waren 1,5 jaar bezig om fotomateriaal te krijgen waarop duidelijk de schade te zien is van de luchtaanval. Er waren namelijk twee video’s gemaakt: direct na de aanval (‘s nachts) en de dag erop (overdag). De laatste stuurde de Nederlandse commandant door naar Den Haag, maar Den Haag vertelde de onderzoekscommissie dat deze zou zijn gewist. ‘Niet relevant om te bewaren. De data is de volgende dag weer overschreven’, aldus het ministerie.
Pas na een kritische publicatie van De Volkskrant werden deze beelden plotsklaps weer gevonden. De commissie Sorgdrager was op zijn zachtst gezegd not amused en gaf afgelopen week aan de kritische conclusies over het politiek handelen in de nasleep extra aan te scherpen.
It’s the politicians, stupid
Opvallend des te meer dat in het hoofdredactionele commentaar in NRC de schuld van deze konkelfoezerij wordt neergelegd bij de militaire top.
Die cultuur van achterhouden is kwalijk. Het wijst op een diepgeworteld gevoel van onaantastbaarheid bij sommigen binnen Defensie, die denken weg te kunnen komen met ernstige zaken, ook als die niet met opzet zijn gepleegd.
Ook spreekt er minachting uit de houding van enkele hoge militairen: tegen de commissie-Sorgdrager hielden betrokkenen vol dat de video was overschreven.
De huidige minister van Defensie Ruben Brekelmans (VVD) toont zich bewust van deze cultuur. Hij gaf opdracht nogmaals goed te zoeken, waarna de beelden opdoken, en geeft nu zijn volledige medewerking aan eventueel verder onderzoek van de commissie.
Dat de houding van de betreffende hoge militairen alles behalve de schoonheidsprijs verdient is duidelijk, maar tegelijkertijd stapt de hoofdredactie van het NRC over het fenomeen van ‘de minister uit de wind houden’ heen. Een kwaaltje waar elke ambtenaar in schaal 12 of hoger automatisch aan lijkt te bezwijken. Als een soort van pro-actief ‘stukje service’ naar de politieke top toe gaan overijverige ambtenaren alvast voorsorteren op wat andere mensen ergens wel niet van zullen denken, om vervolgens te handelen volgens een zelf gecreëerd spookbeeld van het publieke debat.
Zoals de (ietwat linksige activistische) wetenschappers van de Universiteit Utrecht een eigen frame van de vermeende ‘schone oorlog’ hebben bedacht, hebben hoge ambtenaren een eigen frame van ‘de politieke realiteit’ geschapen. Beiden sorteren ze voor op hetgeen wat zij denken wat het zal zijn, in plaats van wat ze zien. Gevolg: bij vragen schiet Defensie preventief in een kramp, worden dingen achtergehouden waardoor Liesbeth Zegveldoïde figuren triomfantelijk roepen ‘Ah, zie je wel, Defensie is niet te vertrouwen’ en het ministerie vervolgens na de zoveelste aanwrijving van burgermoord concludeert: ‘Zie je wel, ze snappen ons werk niet’. En zo houdt iedereen elkaar lekker vast in een totaal onnodige wurggreep. Een welbekend riedeltje dat we herkennen van het politieke gehakketak rondom de Slag om Chora (Afghanistan, 2007).
Waar het hoofdredactioneel commentaar helemaal mis schiet is de constatering dat ‘Ruben Brekelmans (VVD) zich bewust toont van de cultuur’. Nee muppets, hij toont zich bewust van de publieke ogen die op dat moment meekijken. Als hij zich daadwerkelijk ‘bewust toonde’ van deze cultuur had hij op elk willekeurig moment na zijn aantreden de opdracht kunnen geven om ‘volledige medewerking’ aan welk commissieonderzoek dan ook te geven. En niet pas na een kritische publicatie in De Volkskrant. Deze vlaag van transparantieverbijstering heeft dan ook niets te maken met een politieke bewustwording, maar alles met politiek opportunisme.
Slecht voorbeeld doet slecht volgen - waarbij ik de hypothese wel aandurf dat het in de regel de bewindspersonen zijn die het voorbeeld stellen. Een zelfde kramp zagen we bijvoorbeeld ook na Mali, waar twee militairen de dood vonden bij een mortierongeval. Want dan heeft Defensie ineens een afdeling Veiligheid, jaarrekeningen die reppen over het belang van veiligheid en generaals die het veiligheids-lof zingen omdat men veiligheid daadwerkelijk belangrijk vindt, of zijn al deze uittingen een direct resultaat van een minister die over veiligheid is gestruikeld? Of wat te denken van het recent geopende ‘meldpunt voor vermoedens van burgerslachtoffers’, iets waar de onderzoekers van de Universiteit Utrecht een ronkend persbericht over de deur uit deden?
Tijdens dit zoveelste staaltje incidentenpolitiek waarbij alle partijen zichzelf weer overtuigen lekker gewerkt te hebben, moest ik afgelopen week aan Ivor denken. In een van onze gesprekken over Hawija hekelden we de politieke kramp waarmee Defensie het vooral zichzelf lastig weet te maken. Want het wringt toch een beetje dat je in een recensie terecht constateert dat wetenschappers zich op licht activistische wijze manifesteren (‘Het kritiekloze, bijna idolate interview met Liesbeth Zegveld waarmee het boek wordt afgesloten bevestigt dat beeld’), als tegelijkertijd Defensie zelf door communicatiekramp dat beeld niet alleen in stand houdt maar ook aanwakkert.
Of zoals Ivor zei: ‘Als iedereen nou eens even normaal doet, scheelt mij dat weer een hoop werk’.
Goed stuk en het gevoel dat bij mij blijft hangen is: En toen? Ik vermoed dat het ministerie zich ook in een hoekje heeft geschilderd door in zee te gaan met de RUU. Zodra ze daar onderuit willen weet je al welk sentiment wordt opgeroepen en kan je de Kamervragen wel uittekenen. Dezelfde dynamiek van fophef gevoed door voormalige kwaliteitskranten als het NRC. Het is ontmoedigend en de leercurve is niet echt stijl. En dan nog een terzijde: waarom ineens een verificatiecode om te kunnen reageren?
Bravo! Je moet er niet toch aan denken dat een tankbataljon door een volkstuinencomplex heen rijdt. Bio-groenten genocide (is dat met of zonder koppelteken?)! Over een foute cultuur gesproken.
Ik kan mij de toespraak van Colin Powell in de grote vergaderzaal van de Verenigde Naties nog goed herinneren. Hij had namelijk een massavernietigingswapen van Saddam Hoessein meegenomen om zijn pleidooi voor interventie kracht bij te zetten. Een soort reageerbuisje met een rode vloeistof erin. Het deed mij heel erg denken aan het glazen buisje met jodium uit de verbandtrommel die bij ons thuis werd bewaard in de middelste lade van het eikenhouten kabinet in de woonkamer (Hoi, Bob!).
Echt niemand zei toen: 'Maar meneer Powell wat doet u nu? Neemt u zomaar een massavernietigingswapen mee naar de grote vergaderzaal?' De hegemon preekte het evangelie en iedereen had het maar voor zoete koek te slikken. Zo is het ook met militaire acties waar je het bevel niet over voert. Een leger is een hiërarchische organisatie met aan het hoofd een Amerikaan, tenzij er anders beslist is. Op een of andere manier blijft deze graat in de Nederlandse keel steken.