Het is elke zomer hetzelfde liedje: wil je net met een stapel Story’s in de hangmat kruipen onder de vijgenboom, wordt de Tweede Kamer teruggeroepen van reces. Minister van Buitenlandse Zaken Caspar Veldkamp (NSC) besloot namelijk ineens tot ‘kabinetsmaatregelen tegen Israël’ en daar moet over vergaderd worden. In een commissiedebat natuurlijk, niet plenair want hallo: het benne vakantie.
Sinds vorig jaar is het Nederlandse politieke debat geobsedeerd door het conflict in Gaza. Het krijgt buitensporig veel meer aandacht vanuit politiek en media dan andere - en strategisch veel urgentere - dossiers zoals Georgië, de Pacific, de Sahel of zelfs Oekraïne. Met reden: het gaat niet om het conflict in Gaza, maar om het morele narratief wat er op wordt geplakt. Een polariserend duizend-dingen-doekje van slachtofferschap, kolonisatie en asymmetrisch geweld. Een perfecte kandidaat voor een absolute positiebepaling in het politieke debat. Lekker zwart/wit.
Voor velen in het Westen is Gaza de eerste oorlog die in je broekzak plaatsvindt (via Instagram en TikTok), zoals Vietnam de eerste oorlog was die via de TV was te volgen. Je ziet mensen onder het puin, hongerige kinderen, livestreams van bombardementen, ouders onder het bloed en in paniek. Heftige beelden roepen heftige reacties op. Mensen willen voelbaar maken wat zij voelen - en drukken hun onmacht om in actie te komen tegen het zojuist geziene onrecht uit via taal. Voor je het weet zit je larmoyante LinkedIn ‘overpeinzingen’ of ‘dit moet stoppen!’ in capslock te roepen in random commentaarsecties. Het gebruik van superlatieven (‘genocide’) geeft eerder handen en voeten aan een individuele emotionele verwerking van oorlogsbeelden, dan dat we echt te maken hebben met empirische constateringen. Het Nasrdin Dchar-effect, zeg maar.
Allemaal heel begrijpelijk, ieder zo zijn online hobby, maar desalniettemin:
opiniemakers, politici en activisten die plotsklaps extréém begaan zijn met een heel specifieke groep oorlogsslachtoffers, of wie er juist alles aan gelegen is om het lijden van een hele specifieke groep oorlogsslachtoffers te bagatelliseren: ik geloof ze niet.
Ik geloof wel dat ze zichzelf geloven, zeker iedereen die er warmpjes bij zit in Nederland en voor 7 oktober 2023 niet eens de Gazastrook wist aan te wijzen op de kaart maar nu plotsklaps heel erg begaan is met het lot van alleen een zeer specifieke groep binnen het conflict. Die zijn (a) alleen bij machte er op basis van emoties veel van te vinden maar inhoudelijk niet serieus te nemen of (b) op zoek naar een politiek gewin, omdat het immers zo lekker appelleert aan de snelle emoosies bij demense.
Caspar Veldkamp (NSC) enters the chat
Dat het conflict in Gaza een belangrijk electoraal onderwerp kan worden, dat bewees Dilan Yeşilgöz toen ze vanaf haar huiskamerbank op eigen initiatief vorige maand een 7 (zegge: zé-von) minuten durend filmpje over Douwe Bob vol kletste (benieuwd hoeveel mensen die volledige zeven minuten hebben uitgezeten, maar dat terzijde). Maar dat bewees ook demissionair minister van Buitenlandse Zaken, Caspar Veldkamp (NSC), die zich de afgelopen weken ineens ontpopt heeft tot principe-poseur. Een Brusselse bijrijder die ineens heel dapper een Haagse megafoon pakt.
Het was zogenaamd welletjes: Veldkamp besloot afgelopen week de Israëlische ambassadeur op het matje te roepen, er kwam een inreisverbod voor twee Israëlische minsters en ook dreigt Nederland met het opschorten van het Europese associatieakkoord met Israël (met name de handelsvoordelen).
Pure symboolpolitiek: de twee ministers zouden toch al niet komen en het opschorten van een associatieverdrag is niet zo makkelijk. In 2011 werd de samenwerking met Syrië opgeschort en in 2009 onderdelen van de samenwerking met Madagascar, maar dit gaat meestal op voorstel van de Europese Commissie (en de Raad moet daar met gekwalificeerde meerderheid mee instemmen - Nederland maakt slechts 4,21% uit van de end vote dus veel succes).
CDA-kamerlid Derk Boswijk merkte in Trouw eerder fijntjes op dat Veldkamp pas in Brussel over het associatieverdrag met Israël begon toen de kust veilig was en het al op de agenda stond in het Europees Parlement en de Europese Raad. Eerder ontraadde hij moties uit de Tweede Kamer over dit onderwerp juist: “Moeten wij ons stemgedrag gaan laten afhangen van wat de rest van Europa doet?”, aldus Boswijk.
Tegelijkertijd is de reden waarom minster Veldkamp de moties ontraadde — “geen draagvlak” — nog steeds geldig: de landen die voorstander zijn van aanpassingen aan het associatieverdrag met Israël (België, Ierland, Luxemburg, Nederland, Slovenië, Spanje en Zweden) vormen niet de meerderheid die nodig is.
Zo vormen deze landen samen slechts 22% van de EU-bevolking, terwijl er bij gekwalificeerde meerderheid de stemmen van landen nodig zijn die samen minimaal 65% van de EU-bevolking vormen. Ze zijn met z’n zevenen, waar je er voor gekwalificeerde meerderheid minimaal 15 nodig hebt. Daarnaast kunnen ze ook geen besluit blokkeren: hiervoor zouden ze samen meer dan 35% van de EU-bevolking moeten vormen en ja, dan kom je met de Benelux en Ierland dus niet heel ver.
Kortom: toen minister Veldkamp de moties ontraadde was er geen draagvlak, en dat is er nu ook niet.
Toch mocht deze vlaag van zinloze stoerdoenerij van Veldkamp geen symboolpolitiek worden genoemd. Sterker nog, in Trouw mochten partijgenoten hem afschilderen als een diplomaat die juist zo goed de fijne lijntjes — die ze blijkbaar alleen bij NSC zien — wist te bewandelen. Zelf recenseerde Veldkamp zich in het Parool als volgt: “Dit zijn zeer significante stappen, het is niet aan Israël voorbijgegaan, beide ministers hebben gereageerd”.
Wat in het interview in Parool naast de schaamteloze zelf-felicitatie opviel, was de eenzijdige focus van Veldkamp: alle diplomatieke actie richt zich op Israël, terwijl ondertussen de Arabische Liga (waaronder Qatar, Saudie-Arabië en Egypte) afgelopen dinsdag voor het eerst een gezamenlijke oproep ondertekenden op een bijeenkomst van de Verenigde Naties in New York: Hamas dient zich te ontwapenen, hun macht op te geven in de Gazastrook voor een “vreedzame overeenkomst over de Palestijnse kwestie en de implementatie van de Twee Staten Oplossing”.
It takes two to tango, naast Israël heeft ook Hamas een rol in het onnodig verlengen of intensiveren van het conflict. Een vredesbestand of onderhandeling is geen eenrichtingsverkeer. Veldkamp schrijft wel in zijn Kamerbrief dat er geen toekomst is voor Gaza met Hamas en ‘geen illusies koestert over de intenties en het optreden van Hamas’, maar blijft in zijn media-uitingen vooral hameren op de verantwoordelijkheden van Israël. Hamas werd slechts zijdelings genoemd — vooral in Kamerbrieven, niet in persuitingen. De focus van de publieke optredens van Veldkamp liggen vrijwel exclusief op Israël, met Hamas hooguit als anekdotische verwijzing (ze hadden immers ook een beetje schuld aan het vastlopen van de vredesonderhandelingen).
Israël wordt terecht internationaal bekritiseerd voor het verhinderen van humanitaire toegang in Gaza - zoals grensbeperkingen en bureaucratische blokkades. Maar deze kritiek is nogal eenzijdig als je tegelijkertijd op kousenvoeten rondom de rol van Hamas heen trippelt. Officiële rapporten (zoals de OCHA of die van de Secretaris Generaal van de VN) maken bijvoorbeeld wel melding van ‘belemmering door gewapende groepen’ die ‘hulpvoorraden omleiden naar eigen netwerken’ en ‘controle uitoefenen om loyaliteit te versterken’ maar ook ‘aanwezig zijn in of onder civiele structuren’, maar verzaken steevast expliciet Hamas hierin te benoemen als zijnde die gewapende groep. En dan laten we de relatieve stilte omtrent het door Hamas afschieten van Gazaanse dissidenten en demonstranten nog even buiten beschouwing.
Hoe dan ook: in de humanitaire situatie wordt Hamas structureel buiten het mediaframe gehouden, sinds deze week gebeurt dat dus ook bij monde van NSC-minister Veldkamp.
De kamerbrief leest daarom vooral als een product van kabinetsonderhandeling: eentje waarin partijen zoals BBB en VVD graag de verantwoordelijkheid van Hamas in opgenomen zien, evenals de noodzaak van het vrijlaten van de gijzelaars. Toch is het de vraag in hoeverre het kabinet met een mond spreekt als de woordvoerder van de kabinetslijn — in dit geval minister Veldkamp — in zijn interviews vervolgens de verantwoording vrijwel exclusief bij Israël legt. En niet eens op de meest dappere wijze: Nederland volgde andere landen (zoals Ierland, Spanje, België, en Luxemburg) die het debat al maanden eerder begonnen waren, maar profileert zich ondertussen als een soort van gidsland. Als ‘kritische vriend’ van Israël.
Politieke freelancers
Wat we hier aanschouwen is geen vlaag van verstandsverbijstering maar een symptoom van naderende verkiezingen bij een partij die - met het vertrek van Pieter Omtzigt - totaal is ingestort. Wat Caspar Veldkamp hier doet, is binnen de kabinetslijn lekker electoraal freelancen. Hij spreekt nog soort-van-met-kabinetsmond, maar ook niet helemaal.
Op deze manier kan NSC expliciet afstand nemen van de PVV-lijn (onvoorwaardelijke steun voor Israël) zonder direct op een lijn te komen met GroenLinks-PvdA. De partij kan zich zo profileren als het verstandige en juridisch georiënteerde alternatief. De pro-Israëlische kiezers binnen de NSC (voor zover er überhaupt nog NSC-kiezers zijn, maar vooruit) krijgen een boodschap mee van bezorgdheid en vriendschap. Tegelijkertijd krijgen meer internationaal-rechtelijke kiezers het signaal dat NSC heus wel opkomt voor humanitaire normen. Caspar Veldkamp, de evangelisch georiënteerde diplomaat, probeert hiermee twee vliegen in een klap te slaan: niet uitgesproken anti-zionistisch, maar wel waarschuwend. Niet links activistisch, maar wel normatief kritisch.
Deze boodschap is overduidelijk niet bedoeld voor NSC-leden: want precies in de periode dat Veldkamp ineens assertief ging lopen doen in Europa en gretig hierover voor de journalistieke plopkappen verscheen, was er ook een ledencongres. In zijn speech - over veiligheid en zijn rol als minister van Buitenlandse Zaken - kwam het woord Israël of Gaza niet een keer voor. Het was dus niet voor de mensen die al op NSC gaan stemmen, maar die dat misschien willen gaan doen.
Freelancende kabinetsleden zie je wel vaker in demissionaire blessuretijd. Soms gebeurt het heel subtiel. Christianne van der Wal (VVD) bijvoorbeeld hield als minister voor Natuur en Stikstof lang vast aan juridisch bindende doelen (zoals de natuurherstelwet) maar vlak voor de verkiezingen matigde de VVD plots haar toon. De liberalen zagen immers het silhouet van Caroline van der Plas op een trekker richting het Binnenhof steeds groter worden in hun achteruitkijkspiegel. Er moest dus ineens “ruimte voor de boeren” zijn en het kabinet moest “rekening houden met draagvlak”. In de typische glossy-achtige VVD-campagnestijl interviews, zoals in boerenvakblad Oogst, erkende Van der Wal ook dat “verkiezingen het stikstofdossier spannender maken”.
Op papier bleef het beleid gelijk en de kabinetsdoelen formeel overeind, maar de partijretoriek verschoof ineens sterk naar een (nieuwe) VVD-lijn.
Soms zijn individuele ministers er heel goed in om subtiel eigen partijpolitieke invulling aan hun dossier te geven, ook buiten campagnetijd. CDA’er Karin van Gennip als minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid is een goed voorbeeld van een minister die retorisch nuanceerde zonder een keiharde beleidsbreuk te forceren. Subtiel “freelancend” langs de kabinetslijn. In debatten over arbeidsmigratie had ze het over culturele druk, sociale cohesie en een rem op de instroom: taalgebruik wat dichter bij de BBB en VVD lag dan coalitiepartner D66. Toch was ze in het kabinet Rutte IV verantwoordelijk voor een OTTO Workforce liberaal arbeidsmigratiebeleid. Ondanks deze koers van het kabinet, communiceerde zij als minister een andere nadruk richting de kiezer en noemde de omgang met arbeidsmigranten ‘Nederland onwaardig’. Een nadruk die beter aansloot bij het CDA-narratief dan bij de kabinetsmond.
Electoraal belang niet per se kiezersbelang
Als klap op de vuurpijl, om te illustreren waartoe ministers in verkiezingstijd toe bereid zijn voor politiek gewin en hierbij zelfs niet schuwen om over nog warme Nederlandse lijken omhoog te hupsen op die politieke ladder, wil ik graag nog herinneren aan dit optreden van Frans Timmermans (PvdA-GroenLinks) bij Pauw naar aanleiding van de MH17-ramp:
Als minister van Buitenlandse Zaken in het Kabinet Rutte II deed hij deze uitspraken over de laatste momenten van Nederlandse MH17-slachtoffers vlak na de Europese Parlementsverkiezingen (mei 2014) waarin hij nadrukkelijk als campagnegezicht optrad voor de PvdA. Hij ‘werd genoemd’ als mogelijke kandidaat voor een topfunctie in de Europese Unie. Precies in de periode waarin hij de uitspraken deed over ‘het mondkapje’ (zowel in de Tweede Kamer als bij Pauw aan tafel) was hij als minister zijn profiel aan het opbouwen voor die Europese topbaan.
Andere voorbeelden van bewindspersonen wiens mediaoptredens meer te maken had met de eigen politieke ambities dan het landsbelang zijn bijvoorbeeld voormalig D66 minister Sigrid Kaag (die in interviews vooral liet weten extréém beschikbaar te zijn voor een Europese baan, wink wind nudge nudge) en voormalig VVD premier Mark Rutte die na jarenlang snoeiharde en rucksicklose bezuinigingen ineens het militaire licht zag toen er een NAVO-baan aan de horizon gloorde.
Voor sommige is de politieke ambities een functie elders, maar voor het leeuwendeel een kwestie van terugkeren op het nationale pluche. Er is volop onderzoek dat laat zien dat electorale prikkels ministerieel gedrag beïnvloeden. Zo laten onderzoeken in de Verenigde Staten zien dat afgevaardigden in hun laatste termijn hun inspanningen (zoals wetten schrijven en amenderen of commissie-activiteiten ontplooien) verminderen zodra er geen herverkiezing in zit. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat idealisme verzwakt naarmate politici dichter bij de macht komen: ze leggen prioriteit bij hun eigen positie en succes in plaats van inhoudelijke stellingname (het zogeheten Baglini-theorema).
Morele profilering wordt volop uitgesmeerd in campagnecontext, maar zodra zaken politiek operationeel worden (binnen een kabinet) wordt de toon of het publieke profiel gematigd. Ook accentueren partijen standpunten die electorale meerwaarde hebben naarmate de verkiezingen eraan komen: zoals — por amor do Deus, het wordt echt een vréselijke verkiezingscampagne — het conflict in Gaza.
Het is een vergissing om te denken dat de verkiezingen - vanuit de optiek van kabinetsleden - altijd om de kiezer gaan. Of dat aandacht voor bepaalde problemen voortkomt uit een diepgevoeld ideologisch verantwoordelijkheidsgevoel. Als dat zo zou zijn, zouden politici immers niet zo vaak in talkshows ‘ballonnetjes’ oplaten en luidkeels plannen aankondigen - maar eerst aan de bak gaan en dan later vertellen wat ze concreet voor elkaar hebben gekregen.
Het ziet er lelijk uit, maar in elk kabinet zitten er wel een paar bewindspersonen (van links tot rechts) in wie een klein Timmermansje schuilt die verbeten een electorale overwinning in het vooruitzicht stelt “voor mesellef, ik wil dit voor mesellef”.
Veldkamp en de ‘bestuurlijk verantwoordelijke’ conservatieven van NSC zijn hierin geen haar beter.
Deze artikelen zijn gratis te lezen, maar niet gratis te maken. Steun mijn werk en schrijf je in, deel het artikel of overweeg een betalend lidmaatschap. Een eenmalige donatie is uiteraard ook mogelijk!
Goed stuk Dieuwertje. Één vraagje: Timmermans een “champagnegezicht”?🤔 Zou best kunnen hoor, maar ik weet niet of je dat bedoelt..😉
Huize Veldkamp: Een willekeurige avond in juli.
'Hoi, pap. Hoe was je dag?'
'Fijn lieverd, heb een hoofdrol gekregen in de vervolg verfilming van Milan Kundera's boek.'
De film gaat heten 'The unbearable lightness of irrelevance'.